34282 |
veevoer verzamelen |
snijden:
snijden (P116p Gorsem),
trekken:
trɛkǝn (P116p Gorsem),
uittrekken:
ātrɛkǝn (P116p Gorsem)
|
Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.]
I-11
|
19431 |
vegen, keren |
borstelen:
boͅsələ (P116p Gorsem)
|
de vloer vegen, keren (zonder water) [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
30317 |
vensterbank |
vensterplank:
vęnstǝrplaŋk (P116p Gorsem)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
blaffeturen:
plafǝtȳǝr (P116p Gorsem)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
17924 |
verfrommelen |
verfrommelen:
verfrommelen (P116p Gorsem)
|
(papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
ich ben verkaad (P116p Gorsem)
|
ik ben verkouden [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
djiə zolt ne ka pakken (P116p Gorsem)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
19745 |
viooltje |
fletje:
fletje (P116p Gorsem)
|
Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)]
I-7
|
20730 |
vlaai met deegdeksel |
taart:
taet (P116p Gorsem)
|
een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
19127 |
vleier |
fijnspreker:
fijnspreker (P116p Gorsem)
|
een bloksleper (vleier) of andere woorden voor vleier, mouwveger enz. [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|