e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gorsem

Overzicht

Gevonden: 349
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
veevoer verzamelen snijden: snijden (Gorsem), trekken: trɛkǝn (Gorsem), uittrekken: ātrɛkǝn (Gorsem) Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.] I-11
vegen, keren borstelen: boͅsələ (Gorsem) de vloer vegen, keren (zonder water) [ZND 34 (1940)] III-2-1
vensterbank vensterplank: vęnstǝrplaŋk (Gorsem) Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.] II-9
vensterluiken blaffeturen: plafǝtȳǝr (Gorsem) Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.] II-9
verfrommelen verfrommelen: verfrommelen (Gorsem) (papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)] III-1-2
verkouden verkoud: ich ben verkaad (Gorsem) ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] III-1-2
verkoudheid kou: djiə zolt ne ka pakken (Gorsem) ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] III-1-2
viooltje fletje: fletje (Gorsem) Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)] I-7
vlaai met deegdeksel taart: taet (Gorsem) een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)] III-2-3
vleier fijnspreker: fijnspreker (Gorsem) een bloksleper (vleier) of andere woorden voor vleier, mouwveger enz. [ZND 32 (1939)] III-3-1