e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L326p plaats=Grathem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiefdochter stiefdochter: sjteefdochter (Grathem), sjtiefdochter (Grathem) stiefdochter [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefkinderen stiefkinder: sjteefkinjer (Grathem), sjtiefkinjer (Grathem) stiefkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefmoeder stiefmoeder: steegmoder (Grathem) stiefmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefvader stiefvader: steegvader (Grathem) stiefvader [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefzoon stiefzoon: sjteefzoon (Grathem), sjtiefzoon (Grathem) stiefzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
stiekem heimelijk: heimelik (Grathem), stiekem: stiekem (Grathem) heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] III-1-4
stier stier: stēr (Grathem), stīr (Grathem) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijlvoetplaat muurplaai: mōrplāj (Grathem) De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld] II-9
stoel stoel: stō.l (Grathem) stoel III-2-1
stof, zandx stof: stoof (Grathem) stof, zand III-4-4