| 22104 |
inzetten per twee aangeduide duiven met hogere inzet (ereserie) |
aangetekend (bn.):
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
aangəteikəndj (L326p Grathem)
|
Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: per twee aangeduide duiven met hogere inzet (ereserie)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 22102 |
inzetten per twee willekeurige duiven |
onaangewezen duif:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
ónaangəwee.zə doe.f (L326p Grathem)
|
Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: per twee willekeurige duiven (onaangeduide serie)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 21915 |
jaarduif |
jarige duif:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
jèùrigə doe.f (L326p Grathem)
|
een duif die ouder dan één jaar is? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 34074 |
jaarring |
hoornteken:
hø̄rtɛi̯kǝn (L326p Grathem)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
| 18705 |
jacquetjak |
jakje:
jekske (L326p Grathem)
|
jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
sjekèt (L326p Grathem)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18259 |
jak |
jacquet (<fr.):
sekètje (L326p Grathem),
jak:
jak (L326p Grathem)
|
damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 19039 |
jammer |
jammer:
tis jao.mer (L326p Grathem),
zonde:
⁄t is zunj (L326p Grathem)
|
jammer [zund] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
| 20763 |
jan in de zak |
noedelen:
noedel (L326p Grathem)
|
Koek die in een ketel met water gekookt is (broeder?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
hai is murge jaorig (L326p Grathem)
|
Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)]
III-3-2
|