22140 |
kleine mand zonder onderverdelingen |
mandje:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
mentjə (L326p Grathem)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een kleine mand zonder onderverdelingen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21338 |
kleingeld |
pasgeld:
Note: invuller geeft dit als antwoord, maar is niet duidelijk bij welke vraag (a, b of c) het hoort!
pasgeld (L326p Grathem),
snuistergeld:
snuistergeld (L326p Grathem)
|
Klein geld [pasgeld, snuistergeld?] [N 21 (1963)] || koperen of bronzen geldstukken [rode loop?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20347 |
kleinkinderen |
kleinkind:
kleinkindj (L326p Grathem)
|
kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20348 |
kleinzoon |
kleinkind:
kleinkindj (L326p Grathem)
|
kleinzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18626 |
klep (van pet) |
klep:
klèp (L326p Grathem)
|
klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18200 |
klepbroek |
klepboks:
klepböks (L326p Grathem)
|
broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33997 |
kletsoor |
krekkesjool:
krekkesjool (L326p Grathem),
voorslag:
vørslāx (L326p Grathem)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
20720 |
kliekje |
prak:
prak (L326p Grathem),
wauwel:
wauwel (L326p Grathem)
|
Kliekje, opgewarmde maaltijd (braoj, opstoovertje, prutske?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24581 |
klimop |
klimop:
WLD
klimop (L326p Grathem)
|
De altijdgroene heester die zich door middel van wortels aan de omringende voorwerpen hecht (klimop, veil, klim, ifte, eiloof, klimmerkruid, lier). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34493 |
kloeken |
kloeken:
klukǝ (L326p Grathem)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.]
I-12
|