24582 |
meidoorn |
meidoorn:
-
meidoorn (L326p Grathem)
|
meidoorn [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
liefste:
lefste (L326p Grathem)
|
Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
liefste:
leefste (L326p Grathem),
verloofde:
verloofdje (L326p Grathem)
|
Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is? (Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18622 |
meisjesmuts met afhangende strook |
kapmuts:
kapmöts (L326p Grathem)
|
meisjesmuts die nauw om het hoofd sluit en met een strook afhangt tot op de schouders [kaaper, kappelin, kapmöts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18734 |
meisjesonderbroek? |
onderboks:
oongerbooks (L326p Grathem)
|
Onderbroek voor meisjes. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18583 |
meisjesondergoed |
ondergoed:
ongergood (L326p Grathem)
|
Ondergoed voor meisjes. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18637 |
meisjespantalon met kanten pijpen |
kanten boks:
kanttebóks (L326p Grathem)
|
meisjespantalon (vero) met kanten pijpen die tot onder de knieën reiken [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34454 |
mekkeren |
mekkeren:
mɛkǝrǝ (L326p Grathem)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.]
I-12
|
20970 |
melig |
melig:
WLD
mēēlich (L326p Grathem)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
34237 |
melk |
melk:
męlk (L326p Grathem)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|