e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grathem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
metalen uiteinde van een schoenveter rijgpunt: riegpuntj (Grathem) metalen uiteinde van een schoenveter [malie] [N 24 (1964)] III-1-3
metselaar metselaar: mętsǝlīr (Grathem) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
middagmaal middag, de -: de middig (Grathem) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
middellangeafstandsvlucht midfond: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  mitfont (Grathem) middellange afstandsvlucht (tussen 100 en 300 km)? [N 93 (1983)] III-3-2
mier aamzeiksel: idiosyncr.  aomzeiksel (Grathem), amelzeiksel: haomelzeiksel (Grathem), mier: idiosyncr. stiekum wérke  miere (Grathem), zeiksdemje: sic  zeiksdumjo (Grathem) mier || mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)] || miert, in de betekenis van mier of mieren; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] III-4-2
mierenei aamzeikselenei: idiosyncr.  aomzeiksele ei (Grathem) mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenhoop aamzeikselennest: idiosyncr.  aomzeiksele nést (Grathem) mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)] III-4-2
mijt afdekken toemaken: tumākǝ (Grathem) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mikken mikken: mikkə (Grathem) scherp kijken naar en richten op het doel dat men wil raken met een vuurwapen [mikken, mieren, aanleggen] [N 90 (1982)] III-3-1
millimeter, maat, 1000ste deel van een meter millimeter: milimeter (Grathem) het duizendste deel van een meter [millimeter, streep] [N 91 (1982)] III-4-4