24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
eventjes:
effĕkĕs (L326p Grathem),
effikes (L326p Grathem),
poosje:
pûuskə (L326p Grathem)
|
een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || eventjes, een ogenblik || ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33558 |
okkernoot |
noot:
noot (L326p Grathem)
|
noot
I-7
|
20701 |
oliebol |
nonnenvot:
nonnevot (L326p Grathem),
oliebol:
oelieböl (L326p Grathem),
oliebòl (L326p Grathem)
|
Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)] || Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20759 |
oliekoek |
bul:
bul (L326p Grathem),
oliekoek:
oliekook (L326p Grathem)
|
In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19546 |
olielamp |
snotnaas:
snotnaas (L326p Grathem)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24908 |
om de dag |
over de andere dag:
euver din anjeren daag (L326p Grathem)
|
om den anderen dag
III-4-4
|
33745 |
omheinen |
aftuinen:
aftønǝ (L326p Grathem)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
tuin:
tū.n (L326p Grathem)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.]
I-8
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
tassenplag:
tèsseplak (L326p Grathem)
|
schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18708 |
omslagdoek onder mantel of jak |
halsplag:
halsplak (L326p Grathem)
|
omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|