20603 |
rijstebrij |
rijstepap:
riesepap (L326p Grathem),
stijve rijst:
stieve ries (L326p Grathem)
|
Rijstebrij (pötjesbulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20737 |
rijstevlaai |
rijstevlaai:
rieseflaaj (L326p Grathem),
riesteflaaj (L326p Grathem)
|
Vla bedekt met spijs van rijst [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33084 |
rijzen, uit de aren vallen |
rijzelen:
rø̜i̯zǝlǝ (L326p Grathem),
rijzen:
rizǝ (L326p Grathem)
|
Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.]
I-4
|
24234 |
ringmus |
boommus:
boummös (L326p Grathem)
|
Hoe heet de ringmusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24449 |
ringrups |
appelenrups:
idiosyncr.
appele roeps (L326p Grathem),
bandrups:
idiosyncr. (waarschijnlijk wordt bedoeld: bandjroeps)
bandj / bandj roeps (?) (L326p Grathem)
|
ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
21214 |
riool |
riool:
ri-joel (L326p Grathem)
|
het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21200 |
rit |
ritje:
ritjə (L326p Grathem)
|
de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24409 |
ritnaald, larve van de kniptor |
gele tor:
idiosyncr.
géle toer (L326p Grathem)
|
ritnaald, koperworm, schadelijke kniptor-larve die van plantenwortels leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
25039 |
ritselen |
ritselen:
ritsələ (L326p Grathem)
|
een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24317 |
riviergrondel |
grondje:
gröntje (L326p Grathem)
|
grondeling (vis)
III-4-2
|