20115 |
sneeuwklokje |
sneeuwklokje:
WLD
snîeklökskə (L326p Grathem)
|
Sneeuwklokje (galanthus nivalis). Bolplantje. De bloem staat alleen op een stengel die boven de beide bladeren uitsteekt. De buitenste bloemdekblaadjes zijn eivormig; de binnenste hartvormig met een diepe bocht, aan de buitenzijde met een halve maanvormig [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
snee (L326p Grathem, ...
L326p Grathem,
L326p Grathem),
snieee (L326p Grathem),
snèè (L326p Grathem)
|
sneeuw [DC 03 (1934)] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25086 |
snel, vlug |
vlot:
flot (L326p Grathem)
|
snel, vlug [greppig, vinkig, vinnig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21372 |
sneuvelen |
sneuvelen:
sneuvələ (L326p Grathem)
|
in de oorlog omkomen [sneven, sneuvelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32269 |
snijbank, werkbank |
werkbank:
werkbank (L326p Grathem)
|
De bank waarop de duigen worden bewerkt. Er zijn diverse uitvoeringen van de snijbank, maar meestal bestaat ze uit een werkblad op vier poten dat op een, eveneens van vier poten voorziene, zitbank is bevestigd. In het werkblad en de daaronder geplaatste bank bevindt zich een sleuf waarin een, om een as draaibare, houten stijl is aangebracht. Aan de bovenzijde van de stijl is een klemkop bevestigd, aan de onderzijde een trede. De kuiper zit schrijlings op de zitbank en bedient met zijn voet door middel van de trede de klemkop waarmee het te bewerken materiaal op het werkblad wordt vastgeklemd. Zie ook afb. 212. De snijbank werd oorspronkelijk ook gebruikt door de hoepelmaker. Het hout voor de hoepels werd op deze bank op dikte en maat gesneden. Vgl. ook het woordtype repenbank. [N E, 18; A 32, 1; monogr.]
II-12
|
30940 |
snijmes |
schilmes:
šē̜lmɛts (L326p Grathem)
|
Lang mes met een recht blad en twee, vaak bolvormige, handvatten. Zie ook afb. 209. Het snijmes wordt gebruikt door diverse houtbewerkers zoals de timmerman, de stoeldraaier, de kuiper en de wagenmaker. De kuiper bewerkt er vooral de buitenkant van duigen mee, maar hij vormt er vaak ook de schuine buitenrand mee aan een vatbodem. Vgl. de woordtypen bodemmes en bodemsnijmes. De wagenmaker snijdt er spaken voor karwielen mee. Het eerste lid in het woordtype speekmes verwijst daarnaar. [N E, 13b; N E, 15; N E, 41; N G, 11a; N 33, 272; N 47, 12a; N 53, 76; A 32, 6; monogr.]
II-12
|
17762 |
snijtand |
bijtertje:
bieterke (L326p Grathem),
snijtand:
snietandj (L326p Grathem)
|
snijtand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18134 |
snijwonde |
kauw:
en kauw inne vinger (L326p Grathem),
snee:
en sneej inne vinger (L326p Grathem)
|
snee in de vinger [N 07 (1961)]
III-1-2
|
21450 |
snipper |
snippertje:
snippərkə (L326p Grathem)
|
een afgesneden, afgeknipt of afgescheurd stukje papier of stof [snipper, stoike, schreudje, schroodje, snippeling] [N 91 (1982)]
III-3-1
|
17753 |
snor |
snor:
snōr (L326p Grathem)
|
snor (knevel) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|