e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grathem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wennen aan een ander hok overwennen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  euvərwinnə van də doe.f (Grathem) Hoe zegt men / hoe noemt men in Uw dialect: het wennen aan hok en omgeving van een duif die naar een ander hok verhuist [N 93 (1983)] III-3-2
wentelteefje fluwijnbrood: flewijn broed (Grathem) Wentelteefjes (fleweene brood, fluweele brood, verdwene brood, verwèène brood?) [N 16 (1962)] III-2-3
werk (zn) werk: werk (Grathem) werk; ben je klaar met je -? [DC 03 (1934)] III-3-1
werkdag werkdag: sjwerdese kleijer (Grathem), werkeldag: swerkeldaagse kleijer (Grathem) De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] || door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-3-1
werken op de boerderij labeuren: labø̄rǝ (Grathem) Ook te verstaan als het doen van huishoudelijk werk in het boerenbedrijf. De belangrijkste termen in taalgeografische zin zijn ongetwijfeld schommelen en keuteren; deze zijn dan ook in kaart gebracht; vergelijk nog de behandeling van schommelen in Goossens 1963b. De op Nederlandse bodem ontstane afleiding labeuren van het Franse leenwoord labeur is in de semasiologische kaart 5 ondergebracht. Verreweg het grootste deel van de andere opgaven zijn expressief geladen uitdrukkingen met velerlei connotaties voor "hard werken, zich afsloven" in het algemeen. [JG 1b; L 8, 149, S 47; monogr. add. uit N 5A, 95a; L 37, 11c] I-6
werkkleren werkkleren: wirkkleijer (Grathem) De kleren die men draagt als men vuil of klusjes doet. [DC 62 (1987)] III-1-3
werkschoen ploegschoen: ploogsjoon (Grathem), werkschoen: wirksjoon (Grathem) ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)] III-1-3
wervel wervel: wervǝl (Grathem) Blokje hout, dat draaibaar om een spijker op de kozijnstijl is aangebracht en dient om deuren van kastjes en schuurtjes gesloten te houden. In het gebied rond Weert werd het ook voor vensterluiken gebruikt. Zie ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291, s.v. 'wölverke', het, ø̄Nachtslotje. 't Is de kantuitspraak van wervelke. Geh. St-Truiden.ø̄ [A 27, 32a-b; monogr.] II-9
wervelwind mouwmannetje: mouw menke (Grathem) wervelwind [hauwmauw, remouw, hauw, ow, mouwmeuke, windroes] [N 22 (1963)] III-4-4
wesp wesp: wisp (Grathem) wesp [DC 09 (1940)] III-4-2