19245 |
broeden |
broeden:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
breujə (L326p Grathem)
|
Hoe heet verder: broeden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brø̄i̯ǝ (L326p Grathem)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
broek:
bruk (L326p Grathem),
kloek:
kluk (L326p Grathem)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
21952 |
broedhokje |
broedbak:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
breujbak (L326p Grathem)
|
Hoe heet verder: broedhokje, broedvak? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22040 |
broedschotel |
broedschotel:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
breuj-sjóttəl (L326p Grathem)
|
Hoe heet verder: aarden schotel dienend als nest? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34505 |
broedse kip die men niet wil laten broeden |
kloekende hoen:
klukǝndǝ hōn (L326p Grathem)
|
[N 19, 43b]
I-12
|
18540 |
broek met split |
gulpboks:
gulpböks (L326p Grathem)
|
broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
boeoks (L326p Grathem),
böks (L326p Grathem)
|
broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
24913 |
broekland, moeras |
moeras:
meras (L326p Grathem),
mooras (L326p Grathem)
|
moeras [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
18423 |
broekspijp |
boksenpijp:
böksepiepe (L326p Grathem)
|
pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|