id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
32957 | derde hooioogst | nagras: nagrās (Grathem) | Uitdrukkelijk gevraagd naar de derde hooioogst, gaven sommige informanten de volgende antwoorden; vaak werd deze derde oogst echter niet meer gemaaid maar door de koeien of schapen afgegraasd. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. [N 14, 128d] I-3 |
28511 | derdeling | derdeling: dɛrdǝleŋ (Grathem), derdelingetje: dɛrdǝleŋskǝ (Grathem) | Derde zwerm of tweede nazwerm. Na de eerste nazwerm of de tweede zwerm kan enkele dagen later een tweede nazwerm volgen. [N 63, 29c; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5, 7; L 1a-m; A 9, 6; monogr.] II-6 |
19167 | deugniet | bengel: bengəl (Grathem), deugniet: dueuchneet (Grathem), vlegel: vlie-eegel (Grathem) | deugniet [DC 11 (1942)] III-1-4 |
18291 | deuk in een hoed | dumpel: dumpel (Grathem) | deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)] III-1-3 |
33451 | deurtje in een poortvleugel | nevenpoortje: n‚ēvǝpø̄rtjǝ (Grathem), poortdeurtje: pǫrt˱dø̄rkǝ (Grathem), schuurdeurtje: šø̄rdø̄rkǝ (Grathem), schuurpoortje: šø̄rpø̄rtjǝ (Grathem) | Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d] I-6 |
21493 | deurwaarder | deurwaarder: deurwaarder (Grathem) | de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)] III-3-1 |
18035 | diarree | aan de/het schijt: ān dǝ šīt (Grathem) | Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] I-11 |
21310 | dief | dief: deef (Grathem) | dief [DC 11 (1942)] III-3-1 |
21753 | dienstplicht doen | opkomen: opkómmə (Grathem) | zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)] III-3-1 |
24300 | dier, beest | beest: béist (Grathem) | beest III-4-2 |