18333 |
dunne zwarte rouwkous |
rouwhoos:
rouwhooze (L326p Grathem)
|
kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21732 |
dwangbuis |
dwangbuis:
dwangbuis (L326p Grathem)
|
een op de rug sluitend jasje met lange mouwen om in razernij verkerende krankzin-nigen het gebruik van hun armen te ontnemen [dwangbuis, zotkapootje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21165 |
dwarsbalk |
biels:
biels (L326p Grathem)
|
de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32912 |
dwarsbalk van de hooihark |
balk:
balǝk (L326p Grathem)
|
De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b]
I-3
|
33326 |
dwarsstuk van de t-vormige hoeve |
kweer:
ku̯ēr (L326p Grathem
[(als zelfst nw gebruikt)]
)
|
Bedoeld is het bouwdeel waarin zich het woongedeelte bevindt; dit kan eventueel ook het woongedeelte van de L-vormige bouw zijn. Zie de toelichting bij het lemma "L-vormige hoeve" (1.2.2). Vergelijk ook kaart 4 en afbeelding 4. [N 4A, 2d]
I-6
|
19504 |
dweil |
dweil:
dweijel (L326p Grathem)
|
dweil
III-2-1
|
25024 |
echo |
galm:
ga.lm (L326p Grathem)
|
een naklinkend geluid [halm, nagalm, echo] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34414 |
ecthyma, zere bekjes, muilschurft |
langmuil:
laŋkmūl (L326p Grathem)
|
Een soms goedaardige, soms ook kwaadaardige aantasting van de slijmvliezen van de mondholte, waarbij op de lippen korsten ontstaan. [N 77, 62; N 19, 68; A 48a, 49]
I-12
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
eikhörke (L326p Grathem),
inkheurke (L326p Grathem),
dim.
eikkörke (L326p Grathem)
|
eekhoorn [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
34490 |
een dag overslaan bij het leggen |
mokken:
mukǝ (L326p Grathem)
|
[N 19, 36]
I-12
|