33673 |
graszode |
zode:
(mv)
zōjǝ (L244b Griendtsveen)
|
Vierkant afgestoken stuk van de met gras begroeide bovengrond. Naar dialectbenamingen voor de graszode is vaak navraag gedaan getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma. In verschillende enqu√™tes werd gevraagd naar de zode in het algemeen zowel de graszode als de heizode. De opgaven die betrekking hadden op de heizode zijn ondergebracht in lemma 3.14 ɛheizodeɛ.' [N 14, 77a; N 14, 77b; N 27, 39g; GV, K6; JG 1a, 1b; L 8, 123; L B2, 273; S 46; NE 2 II, 15; N 18, 38 add.; N 18, 40 add.; monogr.]
I-8
|
26902 |
grauwe turf of grauwveen |
bovenveen:
bōvǝvēn (L244b Griendtsveen),
vale:
vālǝ (L244b Griendtsveen)
|
Het grauwveen is een laag veen van 0.5 tot 2.5 m dik en volgt op het bonkveen. De kleur ervan is lichtbruin en de laag bestaat uit heide- of wol-grasturf of turf uit veenmos. [II, 108]
II-4
|
26769 |
grauwveen |
vale turf:
vālǝn tø̜rǝf (L244b Griendtsveen)
|
Bovenste laag in het veen. In de herft en winter gaat men hieruit de grauwe turf of vale steken. Vergelijk het lemma ''bonk- of grauwveen''. [I, 42b]
II-4
|
26773 |
grauwveen deponeren in de afgegraven veenkuil |
in de kuil bonken:
en dǝ kø̜jl boŋkǝ (L244b Griendtsveen)
|
[I, add.]
II-4
|
27100 |
grauwveen graven |
vale graven:
vālǝ grāvǝ (L244b Griendtsveen)
|
Naast het overwegende graven naar de zwarte turf vindt, bij voorkeur in de winter, ook nog plaats het graven van het grauwveen. In de winter vriest de turf door, waardoor het vochtgehalte vermindert. [II, 108b]
II-4
|
26944 |
graven van de splitting |
splitting graven:
spleteŋ grāvǝ (L244b Griendtsveen)
|
Waar de wijk moet komen, wordt eerst de turf vergraven op de volle breedte, opdat de turf ook door de daarna te graven wijk kan worden afgevoerd. Dit splittingswerk gebeurt aan weerszijden van de raai over een breedte van twintig meter. Hoewel men vroeger meestal in twee jaren met een normale kuilbreedte van vijf meter groef, graaft men rond 1942 de splitting ineens in kuilen van tien meter breedte. [II, 21d]
II-4
|
26942 |
graven van een wijk |
wijken graven:
wikǝ grǭvǝ (L244b Griendtsveen)
|
In de Peel worden de hoofdwijken op een afstand van zeshonderd meter van elkaar aangelegd. Vanaf de hoofdwijken worden de dwarswijken gegraven, evenwijdig met het hoofdkanaal. Vanuit de dwarswijken lopen dan verder de wijken, meestal drie, waarvan één in het verlengde van de hoofdwijk, dieper het veen in. Zo ontstaan loodrecht op het hoofdkanaal drietanden. De kanalen of wijken dienen niet alleen voor de afvoer van turf, maar ook voor de ontwatering. [II, 21b]
II-4
|
26963 |
graven van het zwartveen |
zwarte graven:
zwartǝ grāvǝ (L244b Griendtsveen)
|
Midden maart begint men met het steken van de zwarte turf. [II, 37]
II-4
|
26926 |
greppels graven |
grebben graven:
grebǝ grāvǝ (L244b Griendtsveen)
|
Het maken van greppels is het eerste werk in de veenderij. Bij de aanleg ervan moet men er al rekening mee houden, hoe dik de turf gestoken moet worden. Doorgaans krijgen de greppels een breedte van 65 à 70 cm. In diep veen krijgen ze uiteindelijk een diepte van 175 cm. [II, 18e]
II-4
|
25026 |
groen (kleur) |
groen:
gruun (L244b Griendtsveen)
|
groen [SGV (1914)]
III-4-4
|