26909 |
haverstro |
haver- en stropijperd:
hāvǝrɛnstrōpęjpǝrt (L244b Griendtsveen),
haverstro:
haverstro (L244b Griendtsveen)
|
Veen met veel wortelstokresten. [II, 16j]
II-4
|
26711 |
haverstro of pijperd |
pijperd:
pęjpǝrt (L244b Griendtsveen)
|
Een lichtere veensoort dan het zwarteveen met veel overblijfselen van de moerasplant Scheuchzeria erin. [I, 2b]
II-4
|
26739 |
hei maaien |
strouwsel maaien:
strǫwsǝl mɛ̄jǝ (L244b Griendtsveen)
|
Het heide maaien had in de vroege landbouweconomie van de zanddorpen van de Peel een belangrijke betekenis in verband met bemesting. Heizoden worden soms ook opgestookt. [I, 25]
II-4
|
26730 |
heidegrond of heide |
hei:
hē̜j (L244b Griendtsveen)
|
Van de heide worden plaggen of zoden gestoken die ook als brandstof gebruikt kunnen worden. [II, 123]
II-4
|
26982 |
het hoog graven |
naar het hoog graven:
nǭ ǝt hox grāvǝ (L244b Griendtsveen)
|
De turf naar het hoge toe graven vindt plaats, wanneer men een klink in één keer moet afgraven. De turf wordt naar één richting gewerkt en op het hoge neergezet. [II, 57]
II-4
|
26975 |
het hout van de oplegger |
hout:
hǫwt (L244b Griendtsveen)
|
De houten spade van de oplegger. [II, 40b]
II-4
|
26995 |
het laag graven |
graven naar het laag:
grāvǝ nǭ ǝt lęx (L244b Griendtsveen)
|
Naast het graven naar het hoge toe kent men ook een methode waarbij men de turf omlaag kruit. Dit werk is lichter dan het graven naar het hoge toe. [II, 58]
II-4
|
26788 |
het omhoogkomen van het grondwater |
sprong:
(mv.)
sproŋǝ (L244b Griendtsveen)
|
[I, 46b]
II-4
|
19768 |
het vuur aansteken |
aanstoken:
oanstōke (L244b Griendtsveen)
|
aanstoken [SGV (1914)]
III-2-1
|
20404 |
heten |
heten:
heeste (L244b Griendtsveen)
|
heeten [SGV (1914)]
III-2-2
|