19673 |
huishouden |
huishouden:
høͅshouwe (L244b Griendtsveen)
|
huishouden [SGV (1914)]
III-2-1
|
17997 |
huiveren |
huiveren:
hövere (L244b Griendtsveen)
|
huiveren [SGV (1914)]
III-1-2
|
19886 |
huurhuis |
huurhuis:
hy(3)̄rhy(3)̄s (L244b Griendtsveen)
|
huurhuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
19262 |
iemand zijn gang laten gaan |
laten betijen:
laat hem maar doen
laat hem maar betije (L244b Griendtsveen)
|
betijen [SGV (1914)]
III-1-4
|
26976 |
ijzeren bek van de oplegger |
bek:
bɛk (L244b Griendtsveen)
|
Een wat naar onderen breder uitlopend ijzeren stuk dat met klinknagels aan het hout van de oplegger vastzit via twee ijzeren uitsteeksels. [II, 40c]
II-4
|
25371 |
ijzeren pin waarmee men het slachtvee verdooft |
ijzeren pin:
īzǝrǝ pē.n (L244b Griendtsveen)
|
De woordtypen in dit lemma kunnen op verschillende zaken duiden. Men kan ermee bedoelen de ijzeren pin die uit het schietmasker gedreven wordt of de pin die op een hamer waarmee men het dier op de kop slaat, is bevestigd, of de pin van het penapparaat. Dit laatste werktuig is een voorloper van het penschietmasker. Zie ook de toelichting bij het lemma ''schietmasker''. [N 28, 5b; N 28, 5d; monogr.]
II-1
|
21334 |
illustratie |
illustratie (<fr.):
illustroasie (L244b Griendtsveen)
|
illustratie [SGV (1914)]
III-3-1
|
26815 |
in een grote hoop zetten |
in een bult zetten:
en ęnǝ bølt zętǝ (L244b Griendtsveen)
|
[I, 79b]
II-4
|
26914 |
in het veen werken |
turfgraven:
rǝf grāvǝ (L244b Griendtsveen)
|
[II, 3]
II-4
|
26813 |
in hoopjes zetten, van turf gezegd |
schranken:
sxraŋkǝ (L244b Griendtsveen)
|
[I, 77]
II-4
|