18262 |
knoop |
knoop:
knōōəp (L244b Griendtsveen),
knōōəpe (L244b Griendtsveen),
knōǝp (L244b Griendtsveen)
|
knoop [SGV (1914)] || knoopen (mv.) [SGV (1914)] || Plat, rond schijfje of min of meer bolvormig voorwerpje van been, hout, metaal enz., dat aan kleding of andere gebruiksvoorwerpen wordt genaaid, hetzij als een middel om ze te doen sluiten of met een deel van hetzelfde of met een ander stuk te verbinden. [N 59, 135; N 62, 65a; Gi 1.IV, 48; Wi 5; S 18; MW; monogr.]
II-7, III-1-3
|
17880 |
knuppel, knots |
kluppel:
klippel (L244b Griendtsveen)
|
knuppel [SGV (1914)]
III-1-2
|
34058 |
koe |
koe:
kui̯ (L244b Griendtsveen)
|
Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s]
I-11
|
26938 |
kom van de wijk |
kom:
kom (L244b Griendtsveen),
splitting:
spleteŋ (L244b Griendtsveen)
|
Verbreding in de wijk. Hier kunnen de schepen elkaar passeren. [II, add.]
II-4
|
19416 |
kookkachel, fornuis |
fornuis:
foͅrnø͂ͅs (L244b Griendtsveen)
|
fornuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
21400 |
koopwaar |
waar:
goej woar (L244b Griendtsveen)
|
waar (goede ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18004 |
koorts |
koorts:
kŏŏrts (L244b Griendtsveen)
|
koorts [SGV (1914)]
III-1-2
|
27052 |
kop van een hoop |
kop van de bult:
kop van de bølt (L244b Griendtsveen)
|
Top van een hoop. [II, add.]
II-4
|
26964 |
koppen |
koppen:
kopǝ (L244b Griendtsveen)
|
De breedte van de turf snijden. [II, 38c]
II-4
|
27035 |
kopturf |
kopturf:
koptørf (L244b Griendtsveen)
|
Turf die ligt in de breedterichting van een stapel. Tezamen met één scheerturf vormen twee kopturven telkens een basis voor het opbouwen van een ring. [II, 80e]
II-4
|