e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Griendtsveen

Overzicht

Gevonden: 680
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loeger loegers: lūgǝrs (Griendtsveen) Degene die de buitenwand stapelt bij het laden van turf op het schip. [II, 90h] II-4
lok lok: lok (Griendtsveen), oudewijvenhaar: āwīvǝhǭr (Griendtsveen) Grote, vaste vlokken wollegras in het lokveen. Voor de turfsteker vormt dit lok een hinderpaal bij het steken vanwege zijn taaiheid. [II, 128d] II-4
lokturf dikkonten: dekkontǝ (Griendtsveen) Zie ook het lemma ''lokveen''. [II, 52b] II-4
lokveen lokturf: loktø̜rǝf (Griendtsveen) Heide, vermengd met het wollegras en andere grassoorten, en veenmos vormen de bestanddelen van deze veenlaag. Het overvloedig voorkomen van vlokken lok (= wollegras) veroorzaakt de benaming ''lokveen''. [I, 2d] II-4
loof blader: bloajer (Griendtsveen) bladeren [SGV (1914)] III-4-3
lopen lopen: loopən (Griendtsveen) lopen [SGV (1914)] III-1-2
losse brug half vlot: half vlot (Griendtsveen), vlot: vlot (Griendtsveen) Klein, los bruggetje, een vlot. [II, 92e] II-4
luchtig, luchtiger -gezegd van turf locht: loxt (Griendtsveen) De turf wordt zo opgestapeld, dat de wind er beter doorheen kan spelen. [II, 88] II-4
luilak luilak: luilak die ge zēt (Griendtsveen), luilak die ge zijt (Griendtsveen) luilak [~, die je bent] [SGV (1914)] III-1-4
maanx maan: moan (Griendtsveen) maan [SGV (1914)] III-4-4