27004 |
maken van een leger |
legeren:
lē̜gǝrǝ (L244b Griendtsveen)
|
[II, 79b]
II-4
|
17984 |
mankeren |
schelen:
schille (L244b Griendtsveen)
|
schelen, mankeren [SGV (1914)]
III-1-2
|
21918 |
mannelijke duif |
doffer:
do(ffer (L244b Griendtsveen)
|
Mannetjesduif. [SGV (1914)]
III-3-2
|
24204 |
mannelijke eend |
woerd:
wūrt (L244b Griendtsveen)
|
[GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]
I-12
|
24206 |
mannelijke gans |
ganzenrik:
gɛnzǝrek (L244b Griendtsveen)
|
[A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
22440 |
masker |
mombakkes:
(mombakkes) (L244b Griendtsveen)
|
masker [SGV (1914)]
III-3-2
|
33337 |
meid, dienstmeid |
dienstbode:
dinstbōi̯ (L244b Griendtsveen)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
heg:
heg- (L244b Griendtsveen, ...
L244b Griendtsveen)
|
haagappel [SGV (1914)] || haagdoorn [SGV (1914)]
III-4-3
|
20309 |
meisje |
meisje:
mèske (L244b Griendtsveen)
|
meisje [SGV (1914)]
III-2-2
|
34241 |
melk zeven |
zijgen:
zē̜gǝ (L244b Griendtsveen)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|