e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Griendtsveen

Overzicht

Gevonden: 680
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
merel merel: mêrel (Griendtsveen) merel [SGV (1914)] III-4-1
merg merg: mèrreg (Griendtsveen) merg [SGV (1914)] III-1-1
mestvaalt mestvaalt: mestvoalt (Griendtsveen) [SGV (1914)] I-7
metselaar metselaar: mętsǝlǝr (Griendtsveen) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
minderjarig minderjarig: minderjoarig (Griendtsveen) minderjarig [SGV (1914)] III-2-2
mismaakt mismaakt: mismoakt (Griendtsveen) mismaakt [SGV (1914)] III-1-2
modder of veen naar boven halen baggeren: baggeren (Griendtsveen) Modder of veen naar boven halen uit de bodem van het veenkanaal met de baggerbeugel. [II, 26] II-4
moe moeg: muug (Griendtsveen) moe [SGV (1914)] III-1-2
mokken pruilen: prø͂ͅle (Griendtsveen) pruilen [SGV (1914)] III-1-4
molen molen: mø̄lǝ (Griendtsveen) Algemene benaming voor zowel het werktuig waarmee men verschillende stoffen fijnmaakt, als voor het gebouw waarin het maalproces plaatsvindt. De specifieke benamingen voor het maalwerktuig zijn bijeengeplaatst in het lemma ɛmaalgangɛ. In dit lemma zijn de dialectvarianten van molen met umlautsvocaal niet van een apart woordtype voorzien. Zie hiervoor ook de ɛinleidingɛ op het WLD, pag. 35-38.' [N O, 32i; JG 1a; JG 1b; S 24; Wi 4; Wi 51, l 1a-m; l 30; l 31; A 42, 2; A 42A, 51; Vds 1; Jan 1; Coe 1; Grof 1; Sche 1; monogr.; div.; A 43, 5; ND, 3; ND add.; Vld] II-3