24212 |
merel |
merel:
mêrel (L244b Griendtsveen)
|
merel [SGV (1914)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
mèrreg (L244b Griendtsveen)
|
merg [SGV (1914)]
III-1-1
|
33622 |
mestvaalt |
mestvaalt:
mestvoalt (L244b Griendtsveen)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
29920 |
metselaar |
metselaar:
mętsǝlǝr (L244b Griendtsveen)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
20406 |
minderjarig |
minderjarig:
minderjoarig (L244b Griendtsveen)
|
minderjarig [SGV (1914)]
III-2-2
|
18141 |
mismaakt |
mismaakt:
mismoakt (L244b Griendtsveen)
|
mismaakt [SGV (1914)]
III-1-2
|
26945 |
modder of veen naar boven halen |
baggeren:
baggeren (L244b Griendtsveen)
|
Modder of veen naar boven halen uit de bodem van het veenkanaal met de baggerbeugel. [II, 26]
II-4
|
17833 |
moe |
moeg:
muug (L244b Griendtsveen)
|
moe [SGV (1914)]
III-1-2
|
18873 |
mokken |
pruilen:
prø͂ͅle (L244b Griendtsveen)
|
pruilen [SGV (1914)]
III-1-4
|
25957 |
molen |
molen:
mø̄lǝ (L244b Griendtsveen)
|
Algemene benaming voor zowel het werktuig waarmee men verschillende stoffen fijnmaakt, als voor het gebouw waarin het maalproces plaatsvindt. De specifieke benamingen voor het maalwerktuig zijn bijeengeplaatst in het lemma ɛmaalgangɛ. In dit lemma zijn de dialectvarianten van molen met umlautsvocaal niet van een apart woordtype voorzien. Zie hiervoor ook de ɛinleidingɛ op het WLD, pag. 35-38.' [N O, 32i; JG 1a; JG 1b; S 24; Wi 4; Wi 51, l 1a-m; l 30; l 31; A 42, 2; A 42A, 51; Vds 1; Jan 1; Coe 1; Grof 1; Sche 1; monogr.; div.; A 43, 5; ND, 3; ND add.; Vld]
II-3
|