25946 |
molenaar |
muller/mulder:
møldǝr (L244b Griendtsveen)
|
[N O, 40a; A 42A, 49; JG 1a; JG 1b; l 1a-m; S 24; Wi 53; Sche 7; Vds 264; Jan 285; Coe 234; Grof 261; monogr.; Vld]
II-3
|
20598 |
muik |
muik:
muik (L244b Griendtsveen)
|
meuk [SGV (1914)]
III-2-3
|
24357 |
muis |
muis:
möös (L244b Griendtsveen)
|
muis [SGV (1914)]
III-4-2
|
24437 |
muis (mv.) |
muizen (mv.):
möze (L244b Griendtsveen)
|
muizen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
28952 |
naad |
naad:
nǭt (L244b Griendtsveen)
|
Verbinding die ontstaat bij het aanelkaarnaaien van twee stukken van een stof (Van Dale, pag. 1769). [Wi 5; S 25; Gi 1.IV, 14]
II-7
|
28708 |
naaien |
naaien:
nǭjǝ (L244b Griendtsveen)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
18184 |
naakt |
naakt:
nŏakt (L244b Griendtsveen)
|
naakt [SGV (1914)]
III-1-3
|
26113 |
naald |
naald:
nǭlt (L244b Griendtsveen)
|
De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.]
II-7
|
23324 |
naar de kerk |
naar de kerk:
noa de kerk (L244b Griendtsveen)
|
naar [~ de kerk] [SGV (1914)]
III-3-3
|
34013 |
naar links |
haar:
hɛ̄r (L244b Griendtsveen)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|