27055 |
opgevlijde turfrand |
rim:
ręm (L244b Griendtsveen)
|
De opgevlijde turfrand en ook de schuine laag boven de loeg naar boven toe. [II, 89a]
II-4
|
27088 |
ophaalbrug |
klepbrug:
klɛpbrøx (L244b Griendtsveen),
ophaalbrug:
ophaalbrug (L244b Griendtsveen)
|
[II, 95a]
II-4
|
26974 |
oplegger |
oplegger:
oplɛgǝr (L244b Griendtsveen)
|
Belangrijk werktuig voor de turfgraver. De kruk, steel en spade zijn van hout, waarbij steel en spade uit één stuk zijn gemaakt. De steel is ongeveer 50 cm lang. Op het houtwerk van de spade zit een stalen bek geklonken. Met de oplegger licht de turfgraver de turven uit de bank. [II, 40a]
II-4
|
26978 |
opschot |
opschot:
opschot (L244b Griendtsveen)
|
Oplegger met handbeschermer. [II, 41]
II-4
|
20318 |
oud, bejaard |
bejaard:
bejoard (L244b Griendtsveen)
|
bejaard [SGV (1914)]
III-2-2
|
20320 |
oude man |
oude man:
nen ouwen man (L244b Griendtsveen)
|
oude [een ~ man] [SGV (1914)]
III-3-1
|
20229 |
ouders |
ouders:
ouwers (L244b Griendtsveen)
|
ouders [SGV (1914)]
III-2-2
|
18189 |
ouderwets |
ouderwets:
ouwerwets (L244b Griendtsveen)
|
ouderwets [SGV (1914)]
III-1-3
|
26989 |
over de kop bonken |
over de kop bonken:
over de kop bonken (L244b Griendtsveen)
|
Het dichtbonken van de turfkuil achter de graver. [II, add.]
II-4
|
26959 |
overblijfselen |
stukken:
støkǝ (L244b Griendtsveen)
|
De overblijfselen van het zwartveen. [II, 52e]
II-4
|