18395 |
parel |
parel:
pèrel (L244b Griendtsveen)
|
parel [SGV (1914)]
III-1-3
|
26698 |
pauze tijdens het werk |
pijpeschoftje:
pęjpǝsxofjǝ (L244b Griendtsveen)
|
Pauze tijdens het turfsteken. Onder het genot van een pijp zitten de boeren bij elkaar na eerst de meegebrachte boterhammen of spekkoek verorberd te hebben. [I, 21]
II-4
|
26699 |
pauzeren tijdens het werk |
eens aanstoken:
ǝs anstōkǝ (L244b Griendtsveen),
er eens vijf vatten:
er eens vijf vatten (L244b Griendtsveen)
|
[I, 21]
II-4
|
26915 |
peilen |
peilen:
pęjlǝ (L244b Griendtsveen)
|
Onderzoeken hoe dik de veenlaag is. Voor een goede planning van het graven moet dit peilen gebeuren. Men krijgt door te boren inzicht in de dikte van de veenlagen, hun gelaagdheid, de mogelijkheid van exploitatie en het mogelijke rendement. [II, 8]
II-4
|
27106 |
persen van turf |
persen:
pɛrsǝ (L244b Griendtsveen)
|
Persen van turf tot turfpakketten. [II, 114c]
II-4
|
27099 |
persturf |
persturf:
pɛrstø̜rǝf (L244b Griendtsveen)
|
Turf uit verschillende soorten veen of alleen uit zwartveen samengeperst. [II, 113]
II-4
|
33566 |
perzik |
perzik:
peezik (L244b Griendtsveen)
|
perzik [SGV (1914)]
I-7
|
20662 |
peulvruchten afhalen |
bonen afhalen:
bōēne afhoale (L244b Griendtsveen, ...
L244b Griendtsveen)
|
boonen afhalen [SGV (1914)]
III-2-3
|
26799 |
pijperd |
haardbrand:
hārtbrant (L244b Griendtsveen),
korte pijperd:
kortǝ pęjpǝrt (L244b Griendtsveen),
pijperd:
pęjpǝrt (L244b Griendtsveen, ...
L244b Griendtsveen)
|
Een lichte soort turf. [I, 64b] || Turf die onder de zwarte zit, waarschijnlijk ontstaan uit moerasplanten met veel berke- en rietpijpjes erin. [II, 16i] || Turfsoort van het zwartveen. Zie ook het lemma ''haverstro of pijperd''. [II, 52c]
II-4
|
26700 |
pijpeveger |
pijpesmeel:
pipǝsmēl (L244b Griendtsveen)
|
De lange, dunne grashalm van het buntgras doet uitstekend dienst als pijpeveger. [II, 125]
II-4
|