18908 |
prutser |
sukkelaar:
sukkelèr (L244b Griendtsveen)
|
sukkelaar [SGV (1914)]
III-1-4
|
26931 |
put van een wijk |
put:
pøt (L244b Griendtsveen)
|
Bij het graven van een wijk wordt deze verdeeld in putten. De lengte van zo''n put kan variëren van 20 tot 80 m, terwijl de breedte 4,5 of 6 m kan zijn. [II, 23]
II-4
|
33624 |
putgalg |
putmik:
overgezet naar lemma putgalg (JK)
pøtmek (L244b Griendtsveen)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
26896 |
putgeld |
potgeld:
pøtgɛlt (L244b Griendtsveen)
|
Een soort spaarregeling. Op het einde van het stookseizoen krijgt de arbeider putgeld. Dit is met St. Petrus en Paulus op 29 juni. Als men door het seizoen heen bijvoorbeeld honderd stok per week steekt, betaalt men slechts tachtig uit. Het restant wordt opgespaard tot het einde van het seizoen. Van eventueel stukgemaakt gereedschap worden de kosten van reparatie of vervanging van het gespaarde geld afgetrokken. [II, 12]
II-4
|
26897 |
putgeld beuren |
gereedschap inleveren:
gǝretsxap enlēvǝrǝ (L244b Griendtsveen),
putgeld beuren:
pøtgɛlt bø̄rǝ (L244b Griendtsveen)
|
In de Peel wordt op 29 juni het putgeld uitbetaald. [II, add.]
II-4
|
19079 |
raad |
raad:
road (L244b Griendtsveen)
|
raad [SGV (1914)]
III-1-4
|
26922 |
raai |
grebben:
grębǝ (L244b Griendtsveen),
raai:
rāj (L244b Griendtsveen)
|
Hoofdafvoersloot. Op een afstand van tweehonderd meter van elkaar worden de raaien gegraven. [11, 18c]
II-4
|
27021 |
rad van de veenkruiwagen |
rad:
rat (L244b Griendtsveen)
|
[II, 70d]
II-4
|
19224 |
raden |
raden:
roaje (L244b Griendtsveen)
|
raden (ww.) [SGV (1914)]
III-1-4
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
reffele (L244b Griendtsveen),
reffelen:
rɛfǝlǝ (L244b Griendtsveen)
|
rafelen [SGV (1914)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.]
II-7, III-1-3
|