27086 |
schragen |
bokken:
bokǝ (L244b Griendtsveen),
schragen:
sxrāgǝ (L244b Griendtsveen)
|
Op de schragen worden de richters gelegd. [II, add.]
II-4
|
18133 |
schram |
schram:
schroam (L244b Griendtsveen, ...
L244b Griendtsveen)
|
schram [SGV (1914)] || schrammen (mv) [SGV (1914)]
III-1-2
|
17947 |
schrede |
schrede:
schreej (L244b Griendtsveen)
|
schrede [SGV (1914)]
III-1-2
|
22482 |
schrikkeljaar |
schrikkeljaar:
schrikkeljoar (L244b Griendtsveen)
|
schrikkeljaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
18844 |
schuchter |
bleu:
bleuj (L244b Griendtsveen)
|
bloode [SGV (1914)]
III-1-4
|
26701 |
schuilhut |
schuilhut:
schuilhut (L244b Griendtsveen)
|
Om te kunnen schuilen bij een regen- of onweersbui bouwt men een improvisorische schuilhut, soms van droge turven of plaggen gemaakt. [I, 22]
II-4
|
19778 |
sering |
kruidnagel:
kruidnoagel (L244b Griendtsveen, ...
L244b Griendtsveen)
|
[SGV (1914)]sering [SGV (1914)]
I-7, III-4-3
|
17870 |
slaan |
slaan:
sloan (L244b Griendtsveen)
|
slaan [SGV (1914)]
III-1-2
|
25342 |
slachten |
slachten:
slāxtǝ (L244b Griendtsveen)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
17871 |
slag |
slag:
sloag (L244b Griendtsveen)
|
slagen (mv) [SGV (1914)]
III-1-2
|