20125 |
staart |
staart:
stèrt (L244b Griendtsveen),
stèèrt (L244b Griendtsveen),
stē̜rt (L244b Griendtsveen),
stɛrt (L244b Griendtsveen)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [SGV (1914)]
I-11, III-4-2
|
21260 |
steeg, steegje |
steeg, steegje:
steegke (L244b Griendtsveen)
|
steegje [SGV (1914)]
III-3-1
|
26953 |
steekschop |
spieker:
spikǝr (L244b Griendtsveen)
|
Schop om grond los te steken bij het graven van wijken. [II, 27]
II-4
|
26954 |
steel van de baggerbeugel |
roede:
ruj (L244b Griendtsveen)
|
[II, 28e]
II-4
|
26972 |
steel van de stikker |
stikkerstok:
stekǝrstok (L244b Griendtsveen)
|
[II, 38b]
II-4
|
29963 |
steiger |
steiger:
stęgǝr (L244b Griendtsveen)
|
De langs het bouwwerk opgetrokken stellage, bestaande uit houten of metalen palen en planken, waarop de metselaar staat tijdens zijn werkzaamheden. Een enkele houten steiger wordt opgebouwd uit verticaal geplaatste palen, de 'staanders', die enigszins hellend naar de muur in of op de grond geplaatst worden. Hieraan worden horizontaal met behulp van steigertouwen de 'aanbinders' gebonden. Op de aanbinders komen korte paaltjes te liggen, de 'kortelingen', die aan één eind op de aanbinder dragen en aan de andere kant in de daarvoor uitgespaarde steigergaten in de muur. Over de kortelingen worden de steigerplanken gelegd die de steigervloer vormen. Bij steigers waarvan de werkvloeren hoger dan 2,50 m boven de begane grond liggen, worden leuningen en kantplanken aangebracht. Vervolgens worden langs de buitenkant van de staanders langsschoren bevestigd. In het Standaardnederlands is het woord 'steiger' mannelijk, in een aantal plaatsen in met name Nederlands Limburg echter onzijdig. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een onzijdig genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [S 35; L B1, 172; N 32, 1a; N 32, 1c; monogr.; N 32, 2e]
II-9
|
24976 |
steil, sterk hellend |
steil:
met lengteteken op de e
stèl (L244b Griendtsveen)
|
steil [SGV (1914)]
III-4-4
|
18014 |
stikken |
stikken:
stekǝ (L244b Griendtsveen)
|
Met de stikker de turf snijden in de lengte en de breedte. Met beide handen houdt men de steel van de stikker omkneld en men drijft met een flinke slag het vlijmscherpe mes in de turflaag. [II, 38c]
II-4
|
26794 |
stikker |
stikker:
stekǝr (L244b Griendtsveen)
|
IJzer om turf te steken. Dit werktuig heeft een steel van ongeveer 1 m lang die zit in een ijzeren huis van ongeveer 20 cm dat aan het blad is bevestigd. [II, 38a]
II-4
|
19659 |
stofblik |
blik:
bleͅk (L244b Griendtsveen),
blèk (L244b Griendtsveen)
|
blik (van stoffer en ~) [SGV (1914)] || blik [de meid heeft \'t met een - opgeveegd] [SGV (1914)]
III-2-1
|