e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Griendtsveen

Overzicht

Gevonden: 680

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloeden bloeden: bleuj (Griendtsveen) bloeden [SGV (1914)] III-1-2
bloedzuiger bloedzuiger: bloedzöger (Griendtsveen) bloedzuiger [SGV (1914)] III-4-2
bochel bult: bult (Griendtsveen), pochel: pochel (Griendtsveen) bochel [SGV (1914)] III-1-2
boekweit boekweit: bukǝt (Griendtsveen) Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.] I-4
boekweitekoek boegendekoek: bugǝndǝkuk (Griendtsveen) Boekweitekoek wordt onder andere meegenomen in de etenszak. [II, 2c] II-4
boekweitpannenkoek boekweiten koek: boekketen koek (Griendtsveen) boekweiten koek [SGV (1914)] III-2-3
boer boer: būr (Griendtsveen), dēēzen boer (Griendtsveen), die⁄n boer (Griendtsveen) deze [~ boer] [SGV (1914)] || die [~ boer] [SGV (1914)] || Waar de aangegeven meervoudsvorm afwijkt van de regelmatige -ǝ(n) achtervoeging, is dat hier opgenomen. Op kaart 5 zijn de verspreidingsgebieden van de Nederlandse afleidingen labeurder "boer" en labeuren "boeren" en "hard werken" van het Franse labeur aangegeven. [N 5A, 95b; A 3, 37; A 16, 22; A 20, 1b; L 1, a-m; L 4, 37; L 14, 6; S 4 en 6; Wi 15; monogr.] I-6, III-3-1
boer in het kaartspel boer: klèvren boer (Griendtsveen) klaveren boer [SGV (1914)] III-3-2
boerin boerin: buren (Griendtsveen), dees boerin (Griendtsveen), die boerin (Griendtsveen) [L 1, a-m; S 6; Wi 18; monogr.]deze [~ boerin] [SGV (1914)] || die [~ boerin] [SGV (1914)] I-6, III-3-1
boezeroen boezeroen: bazeroen (Griendtsveen) boezeroen [SGV (1914)] III-1-3