26703 |
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond |
mos:
mōs (L244b Griendtsveen),
veen:
veen (L244b Griendtsveen),
veengrond:
veengrond (L244b Griendtsveen)
|
Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39]
II-4
|
27017 |
veenkruiwagen |
graverskruigen:
grāvǝrskrø̜jgǝ (L244b Griendtsveen),
klotwagen:
klotwāgǝ (L244b Griendtsveen)
|
Een aan het vervoeren van turf aangepaste kruiwagen. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''kruiwagen''. [II, 70]
II-4
|
26722 |
veenkuil |
kuil:
kuil (L244b Griendtsveen),
put:
pøt (L244b Griendtsveen),
turfkuil:
(mv.)
tø̜rǝfkø̜lǝ (L244b Griendtsveen),
watergat:
watǝrgat (L244b Griendtsveen)
|
De kuil waaruit men de turf haalt. [I, 15] || De veenkuil is de put of holte in het veen waar-uit turf wordt gegraven of gebaggerd. [II, 10; A 21, 19]
II-4
|
26918 |
veenplaats |
grote bonk:
grote bonk (L244b Griendtsveen),
kleine bonk:
kleine bonk (L244b Griendtsveen),
strook:
strōk (L244b Griendtsveen)
|
De oppervlakte die ontwaterd wordt. [II, 44; II, 43] || Stuk land ter grootte van een veenplaats. Wan-neer het om grauwveen gaat, spreekt men van een vale strook. [II, 44]
II-4
|
26912 |
veenplas |
peelkuilen:
pelkø̜jlǝ (L244b Griendtsveen),
ven:
vęn (L244b Griendtsveen),
vloosvennen:
vlosvɛnǝ (L244b Griendtsveen)
|
Vergelijk het lemma ''plas of meertje midden in de hei''. [II, 11]
II-4
|
26961 |
veenput |
put:
pøt (L244b Griendtsveen)
|
Zie ook het lemma ''veenkuil''. [II, 42]
II-4
|
20660 |
venkel |
venkel:
fenkel (L244b Griendtsveen)
|
venkel [SGV (1914)]
III-2-3
|
21389 |
vergoeden |
vergoeden:
vergoeije (L244b Griendtsveen)
|
vergoeden [SGV (1914)]
III-3-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjoardag (L244b Griendtsveen)
|
verjaardag [SGV (1914)]
III-3-2
|
21390 |
verklaren |
verklaren:
verkloare (L244b Griendtsveen)
|
verklaren [SGV (1914)]
III-3-1
|