26826 |
voorhek op de kar |
voorhek:
vø̄rhɛk (L244b Griendtsveen)
|
[I, add.]
II-4
|
27020 |
voorkant van de veenkruiwagen |
kop:
kop (L244b Griendtsveen)
|
[II, 70b]
II-4
|
26984 |
voorkuil |
voorkuil:
vø̄rkø̜jl (L244b Griendtsveen)
|
Men graaft bij het hoog graven langs de wijk op in een baan van 5 meter in twee etappes, iedere keer een baan van 2.5 meter nemend. De eerste baan is de voorkuil. [II, add.]
II-4
|
17852 |
vooroverduikelen |
tuimelen:
tömele (L244b Griendtsveen)
|
tuimelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
26888 |
vreemde veenarbeiders |
meppen:
meppen (L244b Griendtsveen),
oliekonten:
olikontǝ (L244b Griendtsveen),
oliemeppen:
oliemeppen (L244b Griendtsveen),
poepen:
pupǝ (L244b Griendtsveen),
thuisliggers:
thuisliggers (L244b Griendtsveen)
|
Veel veenarbeiders worden vanuit andere streken aangetrokken, omdat veenarbeid veelal seizoenarbeid is. Vanuit Duitsland, Drente, Groningen, Friesland en Overijssel komen ze in de Peel turfsteken. De vreemde arbeiders assimileren slecht met de autochtone bevolking en vaak worden ze uitgescholden. [II, 1b]
II-4
|
21276 |
vrouw |
vrouw:
weette, wie die vrouw was (L244b Griendtsveen)
|
wie [weet je, ~ die vrouw was?] [SGV (1914)]
III-3-1
|
27009 |
vuller |
vuilers:
vølǝrs (L244b Griendtsveen)
|
De vuiler vult de kruiwagen met turf. [II, 73]
II-4
|
27058 |
vuren |
vuren:
vȳrǝ (L244b Griendtsveen)
|
Het bijeenbrengen van de gedroogde turf op stapels van 60 m3 is in L 244b vuren. In L 265 verstaat men onder vuren het in hopen zetten van turf, soort bij soort. [II, 85a]
II-4
|
21457 |
waarschuwen |
waarschuwen:
woarschuwe (L244b Griendtsveen, ...
L244b Griendtsveen)
|
waarschuwen [SGV (1914)]
III-3-1
|
20740 |
wafel |
wafel:
woafel (L244b Griendtsveen),
woafels (L244b Griendtsveen)
|
wafel [SGV (1914)] || wafels [SGV (1914)]
III-2-3
|