e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Griendtsveen

Overzicht

Gevonden: 680

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bonk bonk: boŋk (Griendtsveen) Strook tussen twee evenwijdige dwarsgreppels. [II, 43] II-4
bonk- of grauwveen aanmaakturf: ānmāktørǝf (Griendtsveen), bonksel: boŋksǝl (Griendtsveen), bovenveen: bōvǝvēn (Griendtsveen), vale turf: vālǝn tørǝf (Griendtsveen) De bovenste laag in het veen. Deze bonklaag behoort tot het voedselarme veen en bestaat voor het overgrote deel uit weinig of niet vergaan sphagnum of veenmos. Turf uit deze laag dient vooral als aanmaakturf. [I, 2e; N 27, 19a] II-4
bonker slechter: slextǝr (Griendtsveen) Degene die bonkt. De bonker is ook de vijfde man in een ploeg. [II, add.] II-4
bonkturf of bonkveen bonksel: bonksel (Griendtsveen) De 10 tot 20 cm dikke bovenste laag van het grauwveen. Ze bestaat uit de wortels van planten die aan de oppervlakte groeien. [II, 16] II-4
boom (alg.) bomen (mv.): boame (Griendtsveen), boom: boam (Griendtsveen) boom [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
boomgaard bogaard: bōgərt (Griendtsveen) I-7
boon, algemeen bonen: bōnǝ (Griendtsveen), boon: bōn (Griendtsveen) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
boos kwaad: kwoad (Griendtsveen) 01; kwaad [SGV (1914)] III-1-4
borg borg: bürg (Griendtsveen) borg [SGV (1914)] III-3-1
boter boter: bōtǝr (Griendtsveen) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11