| 33414 |
eendenhok |
eendenkouw:
ēndǝk˙ǫu̯ (Q193p Gronsveld)
|
Afgeschotte ruimte in de stal, doorgaans vlak bij de kippenkooi, waar men eenden houdt. [A 10, 9j]
I-6
|
| 22475 |
eenentwintigen (kaartspel) |
banken:
baanke (Q193p Gronsveld),
eenentwintigen:
einentwentigge (Q193p Gronsveld)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 32631 |
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg |
hondsploeg:
hǫns[ploeg] (Q193p Gronsveld),
pantþ:
panti (Q193p Gronsveld)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.]
I-1
|
| 18851 |
eenvoudig |
eenvoudig:
eenvoûdig (Q193p Gronsveld),
gewoon:
gewoen (Q193p Gronsveld)
|
gewoon || zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 19368 |
eenvoudige of armoedige woning |
barak:
brak (Q193p Gronsveld)
|
Een eenvoudige, kleine, soms armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd (kot, hut, brak, keet, patiek) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
| 21517 |
eenzaam |
alleen:
eleng (Q193p Gronsveld)
|
alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
| 19119 |
eer |
eer:
ier (Q193p Gronsveld)
|
eer (z.n)
III-1-4
|
| 18960 |
eerlijk |
eerlijk:
ierlik (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld,
Q193p Gronsveld)
|
eerlijk || eerlijk: Jullie moeten die snoepjes - delen [DC 39 (1965)] || zonder leugen en bedrog [treffelijk, eerlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 22330 |
eerlijk in het spel |
eerlijk:
ierlik (Q193p Gronsveld)
|
Eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 17585 |
eerste baardharen |
duivelshaar:
duuvelshaor (Q193p Gronsveld)
|
baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|