19013 |
er heet aan toegaan |
spannen:
sjpanne (Q193p Gronsveld),
stubben:
cf. WNT s.v. "stubben"2. stuiven : het stubt er= het gaat er driftig aan toe
sjtöbbe (Q193p Gronsveld)
|
er heet aan toegaan, er heftig aan toegaan [spannen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22433 |
ereboog |
ereboog:
ierebaog (Q193p Gronsveld)
|
Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33610 |
erf |
erf:
ɛrəf (Q193p Gronsveld),
mestem:
meͅstəm (Q193p Gronsveld)
|
I-7
|
33641 |
erf en omliggende landerijen |
hof:
huǝf (Q193p Gronsveld)
|
De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23]
I-8
|
21890 |
erfenis (erfdeel) |
erfdeel:
érfdèil (Q193p Gronsveld)
|
het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20300 |
erfgenaam |
erfgenaam:
erfgenaam (Q193p Gronsveld)
|
degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18837 |
ernstig |
serieus:
sirjeus (Q193p Gronsveld)
|
van ernst vervuld [serieus, menens, ernstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ért (Q193p Gronsveld),
ɛrt (Q193p Gronsveld)
|
erwt || Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5, I-7
|
33579 |
erwten- of bonenranken |
ranken:
reenk (Q193p Gronsveld)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
20861 |
erwtensoep |
erwtensoep:
értesop (Q193p Gronsveld)
|
erwtensoep
III-2-3
|