e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knop waaruit twijg groeit knoop: ideosyncr.  knôp (Gronsveld), oog: ideosyncr.  ôug (Gronsveld) De knop waaruit scheuten of loten te voorschijn komen (loot, oog, knop). [N 82 (1981)] III-4-3
knorren kruchten: krø̜xtǝ (Gronsveld) Het natuurlijke geluid van een varken. [N 19, 23; Wi 56; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
knorren (wbd) kuieren: Van Dale: II. kuieren, (gew.) keuvelen, kouten, gezellig praten.  kuejere (Gronsveld) zachtjes kreunen en knorren, gezegd van kleine kinderen die voldaan en tevreden zijn [grutten, kaaieren] [N 87 (1981)] III-3-1
knorrepot grijnegel: griéniégel (Gronsveld), grijnijzer: grieniezer (Gronsveld), griéniézer (Gronsveld), iezegrim: iézegrim (Gronsveld), monkerd: moonkert (Gronsveld), potentaat: pottentaot (Gronsveld) brompot || iemand die voortdurend ontstemd is en dat laat blijken [grijspot, gruis, grijsmanne-tje, knorrepot] [N 85 (1981)] || knorrepot III-1-4
knuppel, knots kol: kul (Gronsveld), stok: ṣtɛ.k (Gronsveld) Knots: zware stok om mee te slaan, van onderen dikker dan van boven (kuis, knots, knoest, klepel). [N 84 (1981)] || knuppel [RND] III-1-2
knutselen klootvinken: Vgl. Gronsveld Wb., pag. 223: kloetveenke, bezig zijn met een werk dat weinig of geen resultaat oplevert.  kloetveenke (Gronsveld) Allerlei kleine voorwerpen uit liefhebberij en met geringe hulpmiddelen maken [knutselen, kutselen]. [N 88 (1982)] III-3-2
koe koe: ku (Gronsveld), kø̄ (Gronsveld, ... ), (Gronsveld) Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s] I-11
koe die eenmaal heeft gekalfd eerste koe: īrstǝ [koe] (Gronsveld), gekalfd rind: gǝkāf rēnt (Gronsveld), koe van haar eerste kalf: [koe] vān hø̄r īrstǝ kāf (Gronsveld) Zie afbeelding 6. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N C, 14a; monogr.] I-11
koe die tweemaal heeft gekalfd koe van haar tweede kalf: [koe] vān hø̄r twīdǝ kāf (Gronsveld), tweede koe: twīdǝ [koe] (Gronsveld) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) resp. (kalf) de lemmata ''koe'' (3.3.1) en ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 26a; N C, 14b] I-11
koe met gebogen, opgezette rug gepokkelde koe: gǝpōkǝldǝ kō (Gronsveld) [N 3A, 145c] I-11