e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schipperen bedisselen: bedussele (Gronsveld) naar omstandigheden handelen, niet aan zijn beginsels vasthouden, maar alles rustig in het werk stellen om een oplossing te vinden [busselen, schipperen] [N 85 (1981)] III-1-4
schitbossen bossen: bǫsǝ (Gronsveld) Bossen van welig opschietend gras in de weide, op plaatsen waar koedrek heeft gelegen. De koeien laten deze bossen vaak staan; ze worden dan later in het seizoen afgemaaid. Overal is het meervoud opgenomen; behalve waar uitdrukkelijk anderszins aangegeven. [N 14, 85; N 14, 123 add.; monogr.] I-3
schoeisel klompen: klōmpǝ (Gronsveld) In dit lemma is een aantal benamingen bijeengeplaatst die betrekking hebben op het schoeisel dat door de metselaar gedragen kan worden. In L 321 droeg men als bescherming tegen kalkspatten hoge klompen zonder riem, passend tegen het scheenbeen. Ook in Q 111 was het dragen van klompen vroeger gebruikelijk. [N 30, 6b] II-9
schoen bakje: bɛkskǝ (Gronsveld), schoen: schoen (Gronsveld) Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19] II-3
schoen: algemeen schoen: sjoon (Gronsveld) schoen III-1-3
schoenarm tikker: tikker (Gronsveld) De vooruitstekende arm aan het schoen die tegen de klapspaan aan het staakijzer slaat. Zie ook de toelichtingen bij de lemmata ɛschoenɛ en ɛspeelman, klapspaanɛ. In l 265 was de schoenarm van ijzer.' [N O, 19k; A 42A, 19] II-3
schoenborstel wiksborstel: wiksbuustel (Gronsveld, ... ) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-1-3, III-2-1
schoenen (mv.) schoenen (mv.): sjoon (Gronsveld) Hoe noemt men de schoenen? Maakt men verschil tusschen hooge en lage schoenen? [DC 09 (1940)] III-1-3
schoenen poetsen wiksen: wikse (Gronsveld, ... ) Schoenen poetsen (kuisen, poetsen, blinken, wieksen) [N 79 (1979)] III-1-3, III-2-1
schoenlepel aantrekker: aontrêkker (Gronsveld), schoensaantrekker: Vaker aontrêkker.  sjoonsaontrêkker (Gronsveld) schoenlepel III-1-3