e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snor knevel: knievel (Gronsveld), snor: sjnor (Gronsveld) snor (knevel) [DC 01 (1931)] III-1-1
snot pups: pøpš (Gronsveld) Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.] I-12
snotneus oud wijf: aad wiéf (Gronsveld), snotneus: sjnōtnaos (Gronsveld), snots: sjnóts (Gronsveld), snotsnaas: sjnōtsnaos (Gronsveld) een kind dat zich met zaken bemoeit en daarover een mening geeft, waarvoor het nog te jong is [snotneus, snotter, aap, koetneus, plathoek] [N 85 (1981)] || neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] || snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)] III-1-2, III-1-4
snotteren snuitsen: sjnôtse (Gronsveld) Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)] III-1-2
snuffelziekte snuffelkrankte: snøfǝlkrɛŋkdǝ (Gronsveld) Een aandoening van het neusschelpje en het neustussenschot en in een verder stadium van het benige geraamte van de bovenkaak. De dieren krijgen heftige en uitputtende niesbuien; de ademhaling is snuivend; er treden neusbloedingen op en de uitvloeiing uit de neus is dun en soms ook slijmig (WBD I.6, blz. 854). [N 52, 20; N 76, 50; A 48a, 33] I-12
snuifje snuifje: sjnuîfke (Gronsveld), sjnûifke (Gronsveld) snuifje || snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)] III-2-3
snuiftabak snuif: sjnoûf (Gronsveld) snuiftabak III-2-3
snuisterij prulletje: prölke (Gronsveld) een klein sieraad, een aardig prulletje van geringe waarde [snuisterij, snuiselderij] [N 89 (1982)] III-3-1
snuit snoets: Gronsveld Wb  sjnoéts (Gronsveld), snuits: sjnoets (Gronsveld), šnuts (Gronsveld) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)] I-12, III-1-1, III-4-2
snurken ronken: roonke (Gronsveld), snurken: sjnörreke (Gronsveld) snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2