e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vingerlid vingerknookje: vingerknuukske (Gronsveld) (vinger)kootje [DC 01 (1931)] III-1-1
vingers (spotnamen) fikken: er kon met zn fikke nuurges vaan aof blieve  fikke (Gronsveld), pinken: er kon met zn peenke nuurges vaan aof blieve  peenke (Gronsveld) vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)] III-1-1
vink botvink: booveenk (Gronsveld, ... ), fringilla coelebs. Obs. veenk, "kneu"! (simplex; voor Jos)  bôveenk (Gronsveld), distrewiet: afgeleid van het geluid dat de vogel maakt.  distrewiet (Gronsveld) boekvink || Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] || vink || vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
viool viool: fiejool (Gronsveld) 1. Viool, strijkinstrument. III-3-2
viooltje viool: fiejoel (Gronsveld) I-7
vis, algemeen vis: vêsj (Gronsveld) vis III-4-2
visdraad crin marin (fr.): Van het fr. "crin marin".  krammeré (Gronsveld) Paardeharen snoer (aan een vishengel). III-3-2
vishengel visgaard: vêsjgêrd (Gronsveld), visgarde: vēͅsjgēͅrt (Gronsveld), De koejoûnge gebrugkde nne wiéjetak es vêsjgêrd.  vêsjgêrd (Gronsveld) Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] || vishengel || Vishengel. III-3-2, III-4-2
vissen vissen: vêsje (Gronsveld) 1. Vissen. III-3-2
vissen, ww. vissen: vêsje (Gronsveld) vissen (ww) III-4-2