e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

Gevonden: 4947
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eelt, eeltknobbel eelt: èèlt (Gronsveld), eeltknobbel: èèltknoebel (Gronsveld), kwert: kwèèrt (Gronsveld) eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)] III-1-2
eeltwrat, zweelwrat speen: špēn (Gronsveld) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9
een april een april: 1 apreel (Gronsveld) De dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april). [N 88 (1982)] III-3-2
een bevel opvolgen luisteren: loéstere (Gronsveld) een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)] III-3-1
een blauwtje lopen een blauw lopen: ’n blaw loüpe (Gronsveld) een blauwtje lopen III-2-2
een borrel drinken de keel smeren: de kèl sjmère (Gronsveld), een kleintje pitsen: e kleineke pitsje (Gronsveld), noekelen: nôgkele (Gronsveld), pimpelen: peempele (Gronsveld), zich een gaan drinken: zich ’nne goën dreenke (Gronsveld), zich een gaan pitsen: zich ’nne goën pitsje (Gronsveld), zich een vangen: zich ’nne vange (Gronsveld), zwegelen: zjwëgele (Gronsveld) drinken (alc. drank) || drinken (een glaasje gaan -) || jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)] III-2-3
een boterham smeren een boterham smeren: ən būtram šmēͅrə (Gronsveld) smeren [RND] III-2-3
een cadeau geven schenken: sjeenke (Gronsveld) Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)] III-3-2
een composthoop maken en omzetten mengelen: męŋǝlǝ (Gronsveld) Bij het maken van een composthoop wordt het afval veelal vermengd met kalk of mergel en het geheel bedekt met aarde ter bevordering van een goede vertering. Ongeveer drie keer per jaar moet men de composthoop omzetten, om alles goed te vermengen en te laten verteren. [N 11A, 38c + d; monogr.] I-1
een ei ei: ē̜i̯ (Gronsveld), ęi̯ (Gronsveld) [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12