id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33533 | gekneusde appel | bluts: blötsj (Gronsveld) | gekneusde plek in appel, peer I-7 |
30175 | geknipt werk | snijvoeg: šn ̇ęjvōx (Gronsveld) | Wijze van voegen waarbij de voegen eerst met fijne witte specie worden volgezet en vervolgens langs de kanten met een voegijzer of mesje schuin worden afgesneden. Geknipt werk vervaardigen noemde men in L 163 'knippen' ('knepǝ') of 'snijden' ('snejǝ'), in K 353 'bovenop voegen' ('bōvǝnup ˲vugǝ'). [N 32, 34d; N 32, 35a; N 32, 35c; monogr.] II-9 |
24483 | geknotte wilg | kopwijde: kopwy (Gronsveld) | wilg, gesnoeid III-4-3 |
20690 | gekookte hersens | gebraden harren: gebraoje heène (Gronsveld) | Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
24151 | gekraagde roodstaart | hollandse nachtegaal: hollandse nachtegaol (Gronsveld), hollense nachtegaol (Gronsveld), schouwenveger: zonder nadere specificatie ondergebracht bij Gekraagde Roodstaart sjoûwevèger (Gronsveld) | gekraagde roodstaart || gekraagde roodstaart (14 rood trilstaartje; man heeft zwart gezicht en iets rossige buik; zomervogel; algemeen; broedt in boomgaten; roep [uuiet-tak-tak]; zachte, heldere zang begint met [jie-dru-dru] [N 09 (1961)] III-4-1 |
17580 | gekruld haar | gekruld haar: gekrold haor (Gronsveld) | gekruld haar [N 10 (1961)] III-1-1 |
21274 | geld | duiten: duite (Gronsveld), geld: geèld (Gronsveld), xe`t (Gronsveld), xɛld (Gronsveld) | geld [RND] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1 |
24152 | gele kwikstaart | gele kwikstaart: geïle kwiksjtart (Gronsveld), gèèle kwiksjtart (Gronsveld) | kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] III-4-1 |
33264 | gele lupine | lupinen: ly`pinǝ (Gronsveld) | Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5 |
22334 | gelijkspelen | boef spelen: bof sjpuule (Gronsveld) | Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)] III-3-2 |