19447 |
heg, haag |
heg:
hek (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
heg || Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24168 |
heggenmus |
heggenmus:
ook: bastaardnachtegaal; prunella modularis; ook toenmösj
hegkemösj (Q193p Gronsveld),
hollandse nachtegaal:
hollandsche nachtegaol (Q193p Gronsveld),
tuinmus:
toeënmeesj (Q193p Gronsveld),
oude bet. van tuin "heg, omheining
toénmösj (Q193p Gronsveld)
|
bastaardnachtegaal || heggemus || heggemus (14,5 overal bekend; grauw, zit graag onder en in heggen; nestje heeft mos binnenin; blauwe eitjes; zang helder krinkelend, ook s winters [N 09 (1961)] || Hoe heet de heggemusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24600 |
heggenrank |
mannetjeswortel:
bryonia dioica; uit de wortelstok werden "alruinmannetjes"gemaakt.
mensjeswortel (Q193p Gronsveld)
|
heggerank, alruin
III-4-3
|
19758 |
heggenschaar |
tuinschaar:
toénsjier (Q193p Gronsveld)
|
heggeschaar
III-2-1
|
19539 |
heibezem |
bezem:
bessem (Q193p Gronsveld),
heibezem:
hejbessem (Q193p Gronsveld)
|
bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
30063 |
heien |
heien:
hɛjǝ (Q193p Gronsveld)
|
Palen met behulp van een heitoestel in de grond slaan. [N 31, 5a; monogr.]
II-9
|
21838 |
heimelijk koffiedrinken |
tettelen:
teiētele (Q193p Gronsveld)
|
heimelijk kopjes koffie bij elkaar drinken [tontelen, konkelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22506 |
heimelijk tekens geven |
tekenen:
teikene (Q193p Gronsveld)
|
Heimelijk tekens geven bij het kaarten [blikken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33725 |
hek |
hek:
hęk (Q193p Gronsveld)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
barrier:
brēr (Q193p Gronsveld),
gaard:
gǭr (Q193p Gronsveld),
vouwer:
vau̯wǝr (Q193p Gronsveld)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|