20383 |
in ondertrouw gaan |
zich aangeven:
(zich) aongëve (Q193p Gronsveld),
zich laten aanschrijven:
zich laote aonsjriéve (Q193p Gronsveld)
|
aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, waarbij de aanstaande echtgenoten elkaar verklaren dat zij met elkaar een huwelijk willen aangaan; in ondertrouw gaan [verscholen, ondertrouwen, ondertrouw doen, aantekenen] [N 87 (1981)] || huwelijksaangifte (een - doen)
III-2-2
|
20252 |
in verwachting zijn |
een kromme scholk hebben:
vero.
’nne kromme sjolk hebbe (Q193p Gronsveld),
get besteld:
get besjteld (Q193p Gronsveld),
get besteld zijn:
bie dy ês get besteld (Q193p Gronsveld),
groot gaan:
groet goën (Q193p Gronsveld),
vero.
groet goën (Q193p Gronsveld),
in positie zijn:
ién pesiésie zién (Q193p Gronsveld),
in verwachting zijn:
ién verwaachting zién (Q193p Gronsveld),
z te pas zijn:
zoo te pas zien (Q193p Gronsveld),
vero.
zoe te pas zién (Q193p Gronsveld)
|
zwanger (- zijn ) || zwanger (zij is - ) || Zwanger zijn: een kind dragen, zwanger zijn (staan, met een dik lijf lopen, inkopen, groot gaan, geladen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
21856 |
in voorraad |
in voorraad:
ién v. hebbe (Q193p Gronsveld)
|
in voorraad zijn [staan, voorradig zijn] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18037 |
indigestie (hebben) |
overeten:
üverëte (Q193p Gronsveld)
|
Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (muik, overetendheid). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18812 |
informeren (onoverg.) |
zich informeren:
zich informere (Q193p Gronsveld)
|
inlichtingen inwinnen over iets [zich naar iets erkondigen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20643 |
ingemaakt voedsel |
weck:
wêk (Q193p Gronsveld)
|
weck (inmaak)
III-2-3
|
18849 |
ingetogen |
rustig:
röstige (Q193p Gronsveld)
|
zich onthoudend van buitensporigheden of uitspattingen, niet opzichtig [stil, bedaard, stemmig, ingetogen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17701 |
ingewanden |
ingewand:
iengewand (Q193p Gronsveld),
ingewanden:
iengewande (Q193p Gronsveld)
|
ingewanden [N 10a (1961)]
III-1-1
|
33017 |
ingezaaid land |
ingezaaid:
ingǝziǝt (Q193p Gronsveld)
|
Wat men zegt van een akker wanneer alle bewerkingen tot en met het inzaaien verricht zijn. Zie ook het lemma ''pletplank, treedplankje'' in aflevering I.2, blz. 168. Het lemma bevat bijvoeglijke naamwoorden (attributief of predicatief gebruikt: ''ingezaaid land'' en ''het land is ingezaaid''), en, achterin, enkele zelfstandige naamwoorden en zegswijzen. [N 11A, 133b; N M, 25; monogr.]
I-4
|
19271 |
ingrijpen |
ingrijpen:
iengriépe (Q193p Gronsveld)
|
met gezag en kracht tussenbeide komen [roffen, ingrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|