30103 |
kalkzandstenen |
kalkzandbrikken:
kalǝk˲zant˱brekǝ (Q193p Gronsveld)
|
Kunststenen, samengesteld uit kalk en zand. De kalk wordt daartoe eerst geblust en vervolgens gemengd met zand en water. Het mengsel wordt daarna onder hoge druk in vormen geperst. De op deze wijze gevormde stenen worden in een ketel onder hoge stoomdruk verhard. Kalkzandstenen worden gebruikt in de huizenbouw, voor fabrieksschoorstenen, ketelbemetseling, enz. De normale kleur is wit tot lichtgrauw. [N 30, 54d]
II-9
|
18838 |
kalm, bedaard |
kalm:
kalm (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
rustig:
röstig (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
stil:
sjtel (Q193p Gronsveld)
|
kalm || niet opgewonden, kwaad of zenuwachtig [bedaard, stil, kalm] [N 85 (1981)] || rustig, kalm
III-1-4
|
34170 |
kalven |
kalven:
kāvǝ (Q193p Gronsveld)
|
Een kalf ter wereld brengen, gezegd van de koe. [JG 1a, 1b; N 3A, 46; S 16; L 1a-m; monogr.]
I-11
|
33352 |
kalverhokje, kalverbak |
kalverhok:
[kalver]hǫk (Q193p Gronsveld)
|
In de koe- of de kalverstal kunnen een of meer kalveren vetgemest of alleen maar gestald worden in een speciaal daarvoor bestemde kooi, kist, bak of box, of gewoon achter een plank in een hoek van de stal. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (kalver-) het lemma "kalverstal" (2.2.3). [N 5A, 45a; monogr.]
I-6
|
34224 |
kalverjuk |
halster:
hǭlstǝr (Q193p Gronsveld)
|
Driehoekig raam om de nek van een kalf. [N 3A, 14f]
I-11
|
33351 |
kalverstal |
kalverstal:
kāvǝr[stal] (Q193p Gronsveld)
|
De stal of de ruimte in de koestal waar de kalveren staan. Meestal is er geen afzonderlijke ruimte als kalverstal; de kalveren staan in een hoek van de koestal en deze hoek voor de kalveren wordt "kalverstal" genoemd. Vandaar dat n.a.v. de vraag "kalverstal" voor L 213, 248, 298, 381b, 386, Q 1, 113 en 202 koestal en voor L 270, 312, Q 34 en 102 stal werd opgegeven. Er zijn voor de kalverstal ook wel benamingen in gebruik, waaruit de leeftijd van de kalveren spreekt. Voor opgaven die een voor een kalf bestemde kist, bak, kooi e.d. betreffen, zie men het lemma "kalverhokje, kalverbak" (2.2.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden in paragraaf 1.2. [A 10, 9b; L 38, 25; monogr.; add. uit N 5A, 45a en 47b]
I-6
|
18725 |
kam |
kam:
kāmp (Q193p Gronsveld),
wie ich ⁄t wou kemme gong m⁄ne kaamp kepot (Q193p Gronsveld)
|
Kam. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)] || Min of meer getande, rode, vlezige uitwas op de kop van kippen. [A 39, 3c; monogr.]
I-12, III-1-3
|
22729 |
kameel |
kameel:
Vero.
këmel (Q193p Gronsveld)
|
Kameel.
III-3-2
|
19694 |
kamer |
kamer:
käomer (Q193p Gronsveld)
|
kamer
III-2-1
|
18564 |
kamerjas |
sjamberloek:
[Van Dale: sjamberloek (<Hd. < Turks yagmurlyk, regenmantel), kamerjapon voor heren, wijde huisjas met ceintuur]
sjamberlok (Q193p Gronsveld)
|
kamerjas [sjamberloe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|