e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kalkzandstenen kalkzandbrikken: kalǝk˲zant˱brekǝ (Gronsveld) Kunststenen, samengesteld uit kalk en zand. De kalk wordt daartoe eerst geblust en vervolgens gemengd met zand en water. Het mengsel wordt daarna onder hoge druk in vormen geperst. De op deze wijze gevormde stenen worden in een ketel onder hoge stoomdruk verhard. Kalkzandstenen worden gebruikt in de huizenbouw, voor fabrieksschoorstenen, ketelbemetseling, enz. De normale kleur is wit tot lichtgrauw. [N 30, 54d] II-9
kalm, bedaard kalm: kalm (Gronsveld, ... ), rustig: röstig (Gronsveld, ... ), stil: sjtel (Gronsveld) kalm || niet opgewonden, kwaad of zenuwachtig [bedaard, stil, kalm] [N 85 (1981)] || rustig, kalm III-1-4
kalven kalven: kāvǝ (Gronsveld) Een kalf ter wereld brengen, gezegd van de koe. [JG 1a, 1b; N 3A, 46; S 16; L 1a-m; monogr.] I-11
kalverhokje, kalverbak kalverhok: [kalver]hǫk (Gronsveld) In de koe- of de kalverstal kunnen een of meer kalveren vetgemest of alleen maar gestald worden in een speciaal daarvoor bestemde kooi, kist, bak of box, of gewoon achter een plank in een hoek van de stal. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (kalver-) het lemma "kalverstal" (2.2.3). [N 5A, 45a; monogr.] I-6
kalverjuk halster: hǭlstǝr (Gronsveld) Driehoekig raam om de nek van een kalf. [N 3A, 14f] I-11
kalverstal kalverstal: kāvǝr[stal] (Gronsveld) De stal of de ruimte in de koestal waar de kalveren staan. Meestal is er geen afzonderlijke ruimte als kalverstal; de kalveren staan in een hoek van de koestal en deze hoek voor de kalveren wordt "kalverstal" genoemd. Vandaar dat n.a.v. de vraag "kalverstal" voor L 213, 248, 298, 381b, 386, Q 1, 113 en 202 koestal en voor L 270, 312, Q 34 en 102 stal werd opgegeven. Er zijn voor de kalverstal ook wel benamingen in gebruik, waaruit de leeftijd van de kalveren spreekt. Voor opgaven die een voor een kalf bestemde kist, bak, kooi e.d. betreffen, zie men het lemma "kalverhokje, kalverbak" (2.2.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden in paragraaf 1.2. [A 10, 9b; L 38, 25; monogr.; add. uit N 5A, 45a en 47b] I-6
kam kam: kāmp (Gronsveld), wie ich ⁄t wou kemme gong m⁄ne kaamp kepot (Gronsveld) Kam. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)] || Min of meer getande, rode, vlezige uitwas op de kop van kippen. [A 39, 3c; monogr.] I-12, III-1-3
kameel kameel: Vero.  këmel (Gronsveld) Kameel. III-3-2
kamer kamer: käomer (Gronsveld) kamer III-2-1
kamerjas sjamberloek: [Van Dale: sjamberloek (<Hd. < Turks yagmurlyk, regenmantel), kamerjapon voor heren, wijde huisjas met ceintuur]  sjamberlok (Gronsveld) kamerjas [sjamberloe] [N 23 (1964)] III-1-3