34124 |
koe met hellend kruis |
hangvot:
haŋvǫt (Q193p Gronsveld)
|
[N 3A, 145a; monogr.]
I-11
|
34122 |
koe met korte poten |
diepe koe:
dēpǝ kō (Q193p Gronsveld)
|
[N 3A, 142b]
I-11
|
34045 |
koe met rode vlek op de poot |
vlekpoot:
vlɛkpūt (Q193p Gronsveld)
|
[N 3A, 138]
I-11
|
34125 |
koe met slappe, doorgezakte rug |
zalenrug:
zǭlǝrø̜k (Q193p Gronsveld)
|
[N 3A, 145b]
I-11
|
34123 |
koe met ver uitspringende hielen |
hakkerige koe:
hakǝregǝ kō (Q193p Gronsveld)
|
[N 3A, 144b]
I-11
|
34044 |
koe met witte vlek of streep op het voorhoofd |
bles:
blɛs (Q193p Gronsveld),
kol:
kǫl (Q193p Gronsveld)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 135a; N 3A, 136a]
I-11
|
34213 |
koeherder |
koejongen:
kōjǫŋ (Q193p Gronsveld)
|
Zie ook het lemma ''koewachter, veeknecht'' (1.3.14) in wld I.6, blz. 23-25. [N 3A, 12b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34102 |
koeienmaag |
pens:
pāns (Q193p Gronsveld)
|
Bedoeld is hier de koeienmaag in haar geheel. [N 3A, 120; A 9, 11]
I-11
|
33371 |
koeienstand |
stalling:
štaleŋ (Q193p Gronsveld)
|
Dat deel van de stal waar de koeien staan en dat gelegen is tussen de stalpalen en de mestgoot of het mestbed. De koeienstand in moderne stallen is iets hoger dan de mestgoot en mestgang er achter, waardoor voorkomen wordt dat de koeien in de mest en gier staan staan of liggen. Sommige woordtypen betreffen de vloer of het soort vloer waar de koeien op staan. De meervoudsvormen hebben doorgaans betrekking op de dubbele stal waar het telkens om twee koeienstanden gaat, die tegenover elkaar geplaatst zijn. Zie afbeelding 10. [N 5A, 40b; N 4, 79; A 10, 9a en 14; Gwn 4, 7; monogr.]
I-6
|
20968 |
koek |
koek:
kook (Q193p Gronsveld)
|
koek
III-2-3
|