25235 |
koude mist |
koude nevel:
kawwe nievel (Q193p Gronsveld)
|
gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25109 |
koude noordenwind, bijs |
bijs:
beis (Q193p Gronsveld),
bys (Q193p Gronsveld)
|
bijze, scherpe noordenwind || koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18124 |
koudvuur |
koudvuur:
kaadvuur (Q193p Gronsveld)
|
Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18195 |
kous: algemeen |
hoos:
haos (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || kous
III-1-3
|
18179 |
kousenband |
bindel:
beendel (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
hoosbindel:
haosbeendel (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
elastieken kousenband || kousenband [N 07 (1961)]
III-1-3
|
18794 |
kousenwol |
sajet:
siët (Q193p Gronsveld)
|
Wollen garen voor het breien van kousen (saai, sajet) [N 79 (1979)]
III-1-3
|
19621 |
kouter |
kouter:
kǫu̯tǝr (Q193p Gronsveld),
kǭ ̝tǝr (Q193p Gronsveld)
|
Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.]
I-1
|
19231 |
kouwe drukte |
allegatie:
allegäosie (Q193p Gronsveld),
bohei (rh.):
behéj (Q193p Gronsveld)
|
drukte (kouwe -) || drukte voor niets, kouwe drukte [bezwaai, pehaai, poehaai, behaai] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
26087 |
kozijn |
gespan:
gǝšpān (Q193p Gronsveld)
|
Houten of metalen raamwerk, bestaande uit twee stijlen met een boven- en onderdorpel, waarin een deur of raam wordt aangebracht. In Q 113 zijn kozijnen pas kort in gebruik. Voorheen paste men een constructie toe die 'blindraam' of 'rabat' werd genoemd. Daarbij werd in de massief gemetselde muur een opening gelaten waarin later het deur- of raamkozijn werd geplaatst. Het houtwerk van zo'n blindraam werd door middel van de pleisterlaag vastgezet. De kozijnen die tegenwoordig worden gebruikt, zijn dikker dan het kozijn dat bij de blindramen gebruikelijk was. Zij steken aan de binnen- en aan de buitenkant verder naar voren en worden vastgezet met behulp van kozijnankers, die tussen de voegen van de beide spouwmuren worden gemetseld. In verband met deze verankering in het metselwerk wordt het kozijn van tevoren geplaatst (Lochtman, pag. 42). Zie ook het lemma 'Muurraam'. [N 32, 10a-c; N 55, 6a-c; monogr.; div.]
II-9
|
18205 |
kraag |
kraag:
kräog (Q193p Gronsveld)
|
kraag van kledingstuk
III-1-3
|