id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17773 | kuit | griezelkuit: grizzelkuút (Gronsveld), Gronsveld Wb grizzelkuút (Gronsveld), kuit: kuut (Gronsveld), kuút (Gronsveld) | Hoe noemt u de eierstokken met eieren of de afgezetten massa eieren van vrouwelijke vissen (kuit, kiet, schot, zaad, schodder, krellekeskuit) [N 83 (1981)] || kuit || kuit (wade) [DC 01 (1931)] || kuit ve vis III-1-1, III-4-2 |
18545 | kuitbroek | korte broek: korte brook (Gronsveld), twijfelaar: twiéfeler (Gronsveld) | broek, pantalon die het midden houdt tussen een korte en een lange broek || kuitbroek of kniebroek (vero) waarvan de pijpen juist onder de knieën werden dichtgebonden [N 23 (1964)] III-1-3 |
19015 | kundig | behendig: behendig (Gronsveld), behennig (Gronsveld) | een vaardigheid goed geleerd hebben [mannen, meester geraken] [N 85 (1981)] III-1-4 |
32624 | kunstmest | kunstmest: kø̄ns[mest] (Gronsveld) | Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10] I-1 |
32627 | kunstmest strooien | (kunstmest) zaaien: zīǝ (Gronsveld) | Het strooien van kunstmest over het land gebeurt met de hand of met een machine. Voor beide zijn de benamingen meestal identiek. Slechts waar er voor het strooien met de hand en het machinaal strooien verschillende benamingen bestaan, wordt dit in het lemma aangegeven door "met de hand", resp. "machinaal" achter het plaatsnummer. [N 11, 24; N 11A, 63a + 64a + 65a; N P, 10a + b; JG 1b add.] I-1 |
19763 | kurkentrekker | flossentrekker: flossentrêkker (Gronsveld), kurkentrekker: kuerketrêkker (Gronsveld) | kurkentrekker III-2-1 |
33950 | kussenleder | onderhaam: ōndǝrhǭm (Gronsveld) | Leren bekleding van de haamkussens. [N 13, 4; N 36, 17] I-10 |
19632 | kussensloop | kustijk: kösteek (Gronsveld) | kussensloop III-2-1 |
18657 | kussentje op het hoofd | wis: Vero. WNT: wisch (I), 2) Klein kussen bestaande uit een ineengedraaiden bundel of krans van linnen (of stroo), dat bij het dragen van lasten of het hoofd wordt gelegd. Veroud. doch gewest. nog aangetroffen. vgl. Van Dale II. wis. wêsj (Gronsveld) | rond kussentje waarop vrouwen die naar de markt gaan de martkorf plaatsen III-1-3 |
18869 | kwaad weglopen | met een giftige kop weglopen: mêt ⁄nne giftige kop (Gronsveld) | kwaad weglopen [horsen, hoorsen] [N 85 (1981)] III-1-4 |