24423 |
mierenei |
aamzeikenei:
(2e e: klein geschreven)
hoeemzēēkenei (Q193p Gronsveld),
WLD
hoemzeikenei (Q193p Gronsveld)
|
mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24424 |
mierenhoop |
aamzeikennest:
(2e e: klein geschreven)
hoeemzēēkenes (Q193p Gronsveld),
WLD
hoemzeikenès (Q193p Gronsveld)
|
mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33555 |
mierikswortel |
mierikswortel:
ideosyncr.
mierikswortel (Q193p Gronsveld)
|
De vlezige scherpe wortel van de mierik, mierikswortel (mierikswortel, peperwortel, meerradijs, kiek, tiek). [N 82 (1981)]
I-7
|
24353 |
mijt |
mijt:
miét (Q193p Gronsveld)
|
mijt, parasiet
III-4-2
|
33094 |
mijt afdekken |
dekken:
dękǝ (Q193p Gronsveld)
|
De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
21745 |
mikken |
mikken:
mikə (Q193p Gronsveld)
|
lonken (mikken) [RND]
III-3-2
|
34112 |
miltkuilen |
miltkuilen:
meltkǫi̯lǝ (Q193p Gronsveld)
|
Holten in het lijf van een niet fraai gebouwde koe. [N 3A, 146; monogr.]
I-11
|
34201 |
miltvuur |
miltvuur:
mēltvȳr (Q193p Gronsveld)
|
Miltvuur is een bodemziekte. De smetstof blijft in de vorm van sporen jarenlang buiten het lichaam in de grond levensvatbaar. Door graven, door verschil in waterstand, misschien ook door mollen en regenwormen komen de sporen naar boven. Als het vee ze opneemt met het voedsel of binnenkrijgt door wonden, groeien ze in het lichaam uit en verspreiden zich met het bloed naar alle organen. Deze dodelijke ziekte heeft een snel verloop. Soms sterven de dieren zonder dat er voorafgaande verschijnselen konden worden opgemerkt ineens onder krampachtige stuipen. Meestal worden ze vrij plotseling hevig ziek met hoge koorts en verschijnselen van pijn en zijn ze binnen 24 uur dood. Bloedige uitvloeiingen uit neus, mond, aars en kling komen veel voor, vooral na de dood. De slijmvliezen zijn hoog roodblauw gekleurd (Berns 1983, blz. 141). Zie ook het lemma ''miltvuur'' in wbd I.3, blz. 475-476. [N 3A, 87; A 48A, 22; monogr.]
I-11
|
20177 |
miskraam |
miskraam:
miskraom (Q193p Gronsveld),
misval:
misvaal (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
miskraam || Miskraam: te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
25166 |
mist, nevel (alg.) |
damp:
daamp (algemeen) (Q193p Gronsveld),
mist:
mis (Q193p Gronsveld),
(zonder onderscheid)
mis (Q193p Gronsveld),
mot:
¯laaghangende mist¯
mot (Q193p Gronsveld),
nevel:
nievel (Q193p Gronsveld),
nievel (algemeen) (Q193p Gronsveld)
|
mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)] || mist en nevel [DC 27 (1955)]
III-4-4
|