e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
molentrap trap: trap (Gronsveld) De trap aan de voorweeg van de standerdmolen. Zie ook afb. 21. [N O, 48f; Sche 17] II-3
molshoop in het grasland moutheuvel: mōǝthyǝvǝl (Gronsveld  [(betekent ook 'mol')]  ), mǫu̯thȳvǝl (Gronsveld  [(betekent ook 'mol')]  ) Hoopje aarde, opgeworpen door een mol. Op de cultuurgronden en ook in het weiland zijn molshopen hinderlijk voor de boer, en hij zal proberen de mollen te vangen en de molshopen in het veld te verwijderen met de sleep (zie het lemma ''slepen'' in aflevering I.1.2, p. 175-176) of met een ander werktuig (zie het volgende lemma: ''molshopen verspreiden''). De benaming van de molshoop is vaak in het meervoud opgegeven. Daarom zijn bij de onderstaande woorden overal waar in de enquêtes door de informanten ook de meervoudsvormen zijn vermeld, deze hier ook opgenomen. In enkele streken worden de molshoop en de mol door hetzelfde woord benoemd. Daarom is in deze paragraaf ook het lemma ''mol'' opgenomen. De plaatsen waar de woorden voor mol en molshoop hetzelfde zijn, zijn hieronder gekenmerkt door het teken = bij de plaatscode; ze zijn in kaart 3, Mol, genoteerd.' [N 14, 80a; N 14, 81 add.; JG 1a, 1b, 1c; A 18, 12; L 1 a-m; L 1u, 165; L B2, 212; S 24, monogr.] I-3
mompelen mommelen: Van Dale: mommelen, 1. binnensmonds spreken, mompelen. Vgl. mummelen.  mômmele (Gronsveld) binnensmonds mompelen, gezegd van iemand die kwade zin heeft [morren, mompelen, mommelen, mopperen] [N 87 (1981)] III-3-1
mond mond: mo.nt (Gronsveld), moond (Gronsveld) mond [RND] || Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)] III-1-1
mond- en klauwzeer mond- en klauwzeer: mōnt ɛn klawzēr (Gronsveld), tongblaar: toŋblǭr (Gronsveld) Bepaalde tongziekte van schapen en geiten; er ontstaan uitwassen aan de tong. [N 19, 68] || Een zeer besmettelijke ziekte, veroorzaakt dor een virus. De eerste verschijnselen zijn stijfheid, vermindering in de melk, hoge koorts, sterke speekselafscheiding. Daarna ontstaan er blaren op het slijmvlies van de mond en de tong, aan de spenen en tussen de klauwen. Ook inwendig kunnen blaren voorkomen. De grootste schade wordt veroorzaakt door allerlei bij- en naziekten zoals verwerpen bij drachtige dieren, zeer ernstige uierontstekingen, langdurige kreupelheden, klauwontstekingen en misvormingen van de klauwen, uitgebreide etteringen en longaandoeningen (Berns 1983, blz. 181). Zie ook het lemma ''mond- en klauwzeer'' in wbd I.3, blz. 484-486. De gegevens van A 48A, 21 zijn verwerkt in de aflevering over het kleinvee (wld I.12) in het lemma ''mond- en klauwzeer'' (1.1.7). [N 3A, 80a; monogr.] I-11, I-12
mondharmonica muziekje: meziékske (Gronsveld) Mondharmonica. III-3-2
mooi schoon: sjoen (Gronsveld) mooi III-1-4
mooi pratend het paard op de nek kloppen feesten: fistǝ (Gronsveld) [N 8, 103e] I-9
moorkop moorkop: murkǫp (Gronsveld) Paard met zwarte kop, manen en staart, terwijl de romp vele witte haren tussen de bruine onderkleur heeft. Het wordt muisvaal of vaalblauw geboren, maar wordt in het eerste levensjaar al zwart. [N 8, 63f] I-9
moot vis stuk: sjtök (Gronsveld) moot; Hoe noemt U: Een snede vis (moot, mook) [N 80 (1980)] III-2-3