30041 |
bekisting |
bekisting:
bǝkesteŋ (Q193p Gronsveld)
|
De van planken en platen vervaardigde houten mal waarin beton gestort wordt. Zie ook het lemma 'Bekister'. [N 30, 51a; monogr.]
II-9
|
22265 |
bekken |
schaar:
1. Schaar; 2. Libel.
sjier (Q193p Gronsveld)
|
3. Bekkenbouw bij duiven.
III-3-2
|
21684 |
bekostigen? |
bekostigen:
bekùstige (Q193p Gronsveld)
|
Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21357 |
bekvechten |
muilvechten:
moélvechte (Q193p Gronsveld)
|
ruzie maken door woorden [afstrijden, rikrooien, kerwee hebben, strijden, muilvech-ten, smoelvechten, opstrijden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
33489 |
bellefleur |
bellefleur:
belle’fleur (Q193p Gronsveld),
keulemannetje:
ook wel: sjaopemoûlje
keulemenneke (Q193p Gronsveld),
soort: keuleman
keulemennekes (Q193p Gronsveld),
ossenkop:
ossekop (Q193p Gronsveld),
schapenmuil:
sjaopemoûjle (Q193p Gronsveld)
|
appel, soort || bellefleur
I-7
|
33960 |
bellen aan het haam |
bellenkrans:
bɛlǝkrāns (Q193p Gronsveld)
|
Aan het haam zijn wel eens bellen bevestigd, waarvan er soms meerdere een krans kunnen vormen. Kloters zijn grote, ronde, koperen of bronzen bellen. Rongeltjes bestaan uit een krans van zeven tot acht kleine belletjes in verschillende tonen. [JG 1d; N 13, 14; monogr.]
I-10
|
33945 |
bellen aan het hoofdstel |
bellen:
bɛlǝ (Q193p Gronsveld)
|
Soms kunnen er aan een hoofdstel bellen bevestigd worden, maar meestal gebeurt dat niet bij boerenpaarden. [N 13, 39]
I-10
|
21600 |
belofte niet houden |
zijn woord niet houden:
ze woerd neet hawe (Q193p Gronsveld)
|
een belofte niet houden [beenschijten, zijn woord intrekken, belezen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
32572 |
bemesten |
mesten:
męstǝ (Q193p Gronsveld)
|
De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.]
I-1
|
32769 |
benamingen van de eg naar het aantal hoofdbalken |
vierbooms[eg]:
vērboms˱[eg] (Q193p Gronsveld)
|
De driehoekige (houten) eg had gewoonlijk maar twee hoofdbalken die van voren (bij het aanspanningspunt) met elkaar verbonden waren en verder naar achteren door enkele scheien uiteen gehouden werden. De vierhoekige eg had soms drie, maar meestal vier tot zes hoofdbalken, al naar gelang de grootte. In de betrokken woordtypen hieronder vertegenwoordigt drie tevens dialectvarianten van het type drij. Varianten van de typen twee- t/m zesboomseg hebben in het lid booms soms het vocalisme (umlaut) van de plaatselijke meervoudsvorm van boom. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie de toelichting bij het lemma ''eg''. [N 11, 75; N 11A, C]
I-2
|