19268 |
aandringen |
aandringen:
aondrynge (Q193p Gronsveld),
dwingen:
dwijnge (Q193p Gronsveld)
|
aandringen || met klem trachten gedaan te krijgen, met drang onder de aandacht brengen [prossen, aandringen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
29823 |
aangebrande stenen |
verbrande brikken:
vǝrbrandǝ brekǝ (Q193p Gronsveld)
|
Vormelingen die tijdens het bakproces verbranden door directe aanraking met stookkolen. Zie voor het woordtype kraaien ook het Waalse ɛcrah√™ɛ, ø̄̄morceau de houille incomplètement br√ªléø̄̄. Het werd in Q 121 gebruikt voor ø̄̄te hard gebakken stenenø̄̄.' [N 98, 168; N 30, 52c; monogr.]
II-8
|
20965 |
aangeschoten |
een stuk in krijgen:
e sjtök ién kriége (Q193p Gronsveld),
half om:
haaf öm (Q193p Gronsveld)
|
dronken (- worden) || dronken (half -)
III-2-3
|
21470 |
aangeven, verklikken |
kletsen:
kletse (Q193p Gronsveld)
|
klikken; Welk woord gebruikt u in uw dialect voor het doorvertellen aan vader, moeder of onderwijzer van iets, waarvoor een ander kind straf kan krijgen? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
19975 |
aanhitsen |
tengelen:
Gronsveld Wb
tengele (Q193p Gronsveld)
|
Hoe noemt u een hond kwaad maken, aanhitsen (hitsen, hissen, opkiezen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
18883 |
aanhoudend klagen |
grommen:
gromme (Q193p Gronsveld),
knoteren:
knoëtere (Q193p Gronsveld)
|
aanhoudend morren en klagen [neuriën] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25243 |
aanhoudend regenen |
knoeien:
knoeie (Q193p Gronsveld),
knojje (Q193p Gronsveld)
|
voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21847 |
aanhoudend vragen |
mennen:
mène (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
aanhoudend vragen om iets te krijgen [kutten] [N 87 (1981)] || alsmaardoor blijven vragen [maren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
23162 |
aanloop |
aanloop:
aonluep (Q193p Gronsveld)
|
Korte, snelle, inleidende loop, bij sprong bijv.
III-3-2
|
34182 |
aanmelken |
aantrekken:
ǭntrɛkǝ (Q193p Gronsveld)
|
Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61]
I-11
|