30086 |
put |
deuk:
dyjǝk (Q193p Gronsveld)
|
Terugwijkend gedeelte van het metselwerk van een muur. [N 31, 47a]
II-9
|
33635 |
putemmer |
puttob:
pøtoͅp (Q193p Gronsveld)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33633 |
puthaak |
putstek:
pøtštɛk (Q193p Gronsveld)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
24227 |
putter |
putter:
pötter (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld,
Q193p Gronsveld)
|
distelvink, putter || putter || putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19079 |
raad |
raad:
raod (Q193p Gronsveld)
|
raad
III-1-4
|
19225 |
raadsel |
raadsel:
raodsel (Q193p Gronsveld)
|
raadsel
III-1-4
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
e raodsel (Q193p Gronsveld),
e rēūdselke (Q193p Gronsveld),
raodsel (Q193p Gronsveld)
|
raadsel [N 07 (1961)] || Raadsel. || raadseltje [N 07 (1961)]
III-3-2
|
24228 |
raaf |
raaf:
raof (Q193p Gronsveld)
|
raaf
III-4-1
|
27904 |
raam |
venster:
venstǝr (Q193p Gronsveld
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
32812 |
raam van de cultivator |
raam:
dǝ rǭm (Q193p Gronsveld)
|
De ijzeren staven die samen het draagraam van de cultivator vormen. [N 11A, 151h; monogr.]
I-2
|