e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rode bosmier aamzeik: WLD  hoemzeik (Gronsveld) bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)] III-4-2
rode koe rode koe: rūi̯ [koe] (Gronsveld) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124] I-11
rode koe met geheel witte kop witkop: wetkǫp (Gronsveld) [N 3A, 125a] I-11
rode kool rood moes: raet moos (Gronsveld), roed moos (Gronsveld, ... ), roedmoos (Gronsveld) kool (rode -) || Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)], [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
roede kruisbalk: kruisbalk (Gronsveld), roede: rōj (Gronsveld) Elk van de twee zware houten of ijzeren balken die kruislings door de askop gaan. De roeden vormen het lichaam van de vier molenwieken, waarop de hekwerken zijn bevestigd. Zij zitten vastgespied in de kop van de molenas. Een houten roede bestaat uit drie delen: het middenstuk, dat door de askop steekt (de borst) en daarop bevestigd de twee eigenlijke roeden of einden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1a; N O, 6b; Sche 30; monogr.; Vld] II-3
roedegaten roegaten: roegaten (Gronsveld) De twee gaten in de askop waarin de roeden worden bevestigd. Zie ook afb. 45. [N O, 10c; A 42A, 75] II-3
roegewant gevlucht: gǝvløxt (Gronsveld), kruiswerk: krȳswɛrǝk (Gronsveld) De twee roeden met de vier einden met toebehoren. In l 320a maakte men onderscheid tussen een lang (laŋk) en een kort (kǫrt) gevlucht. [N O, 6c; Sche 29; A 42A, add.; A 42A, 65 add.; A 42A, 62 add.] II-3
roek kraai: kraoi (Gronsveld), kraoj (Gronsveld), kròòj (Gronsveld) Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)] || roek || roek (46 bekende vogel; zwart met paarsige glans; kale rand boven aan de snavel; broedt in kolonies; leeft in troepen; roep [kao-kao-kao], [waaak] [N 09 (1961)] III-4-1
roep bij verstoppertje spelen koekepiep: #NAME?  koékepiép (Gronsveld) Kiekeboe. III-3-2
roep- en lokwoord voor de kalkoen koele, koele, koele: kulǝ, kulǝ, kulǝ (Gronsveld) Men kan de kalkoen roepen door het geluid van hen na te bootsen. Omdat ze vaak grootgebracht worden samen met de kippen, worden ze ook wel (L 191 (Afferden), 245b (Tienray), Q 2 (Hasselt), 192 (Margraten), 195 Sint-Geertruid)) gelokt met roepwoorden voor kippen. Een andere mogelijkheid tot lokken is dat men fluit of een bepaald keelgeluid (L 360 (Bree)) maakt. [L 47, 9C; A 6, 4] I-12